Manuscript, tekst en afbeeldingen
VERBAEL
17
een college van gouverneur en raden (Raad) van Zeeland, bekleed met de nodige
bevoegdheden, en de Walcherse steden en Zierikzee hebben hun Staten van Zee
land, weldra uitgebreid met Goes en Tholen en met een vertegenwoordiger van de
Eerste Edele als herinnering aan de vroegere deelname van de ridderschap. Nieuwe
gewestelijke instellingen als Hof (van Holland en Zeeland) en Rekenkamer zijn
(her)opgericht en nemen, deels met nieuwe instructies, taken van hun voorgan
gers en van het vroegere centrale gezag in Brussel over. De invloed van de prins in
Zeeland is, ook al is hij nominaal stadhouder, mede door eigen toedoen aanzienlijk
ingeperkt.62
Er is geen enkel bewijs dat het Verbael door Oranje aan Zeeuwse instanties ter ken
nisneming of afhandeling is doorgegeven,wat zou kunnen blijken uit een apostille
- een kantbeschikking - of uit correspondentie; in de Zeeuwse archieven is geen
enkel afschrift aangetroffen. Ook op andere wijze hebben de ideeën van Vierlingh
over schuine en afgeschuinde hoofden en zijn pleidooien voor duikeldammen en
tegen inlaagdijken in Zeeland geen navolging gevonden. Alleen zijn suggestie om
op de noordpunt van Walcheren, bij den Haak, een versterking te bouwen, is uitge
voerd. Maar dat fort was er vanwege de voortdurende dreiging van een invasie met
een Spaanse armada vermoedelijk toch wel gekomen.
Het Verbael is nagenoeg onbekend in de historiografie en in de biografie van Vier
lingh. In 1956 heeft M.P. de Bruin er een samenvatting van gegeven in zijn boekje
over de geschiedenis van de kust van Walcheren. Enkele illustraties zijn in zwart-wit
toegevoegd. Deze publicatie verscheen ter gelegenheid van het afscheid van R.W.
graaf van Lynden als voorzitter van de Polder Walcheren en heeft een beperkte ver
spreiding gekend. Pas onlangs kreeg het Verbael weer aandacht in de Geschiedenis
van Zeeland,63 als opmaat naar de editie.
Het originele manuscript van het Verbael berust in het Koninklijk Huisarchief te
Den Haag64 en het is (zonder omslag en lege bladzijden) sinds 2005 afgebeeld als
een van de nummers van het project De correspondentie van Willem van Oianje.
Het omslag van het handschrift is van perkament en heeft enkele archiefaanduidin
gen, zoals oude en nieuwe inventarisnummers. Het handschrift zelf is van papier
(watermerk een gekroonde lelie). De dubbelgevouwen bladen hebben enkel het
staande grote formaat van ca. 23 x 35,5 cm. Van het dubbelgevouwen eerste blad
is de linkerpagina gelijmd aan de binnenzijde van het perkamenten voorblad van
het omslag. De rechterpagina is de niet genummerde titelpagina. Daarna volgen
twee katernen van vier en een van drie dubbelgevouwen bladen (respectievelijk dus
acht, acht en zes pagina's). Van het laatste katern is de achterkant van het laatste
blad gelijmd aan de binnenzijde van de achterkant van het omslag. De (dunne)
katernen die aan het omslag zijn gelijmd, zijn in de rug versterkt met reepjes per
kament. Deze zijn gesneden uit een blijkbaar overbodig geworden boek; enkele
woorden zijn nog te lezen. De bladen zijn romeins genummerd in een handschrift
dat contemporain lijkt. Alleen de foliëring van de bladen XVII en XVIII is van latere
datum. De na de eigenlijke tekst volgende inhoudsopgave (hier niet uitgegeven) is
niet gefolieerd. Op een paar wormgaatjes na is het handschrift geheel gaaf.