20
VERBAEL
ding C). Het achterland richting Middelburg werd beschermd door een inlaag- of
slaperdijk; op tekening E is vaag het woord 'slaepere' te lezen.67 Na deze tekening
herhaalt Vierlingh zijn angst 'datter veele zullen wesen die hen zullen vermeten wat
bij te bringenne met den monde ende nyet bij gescrifte'. Dit zal vooral gelden voor
de militaire voordelen van zijn pleidooi voor uit-stekende hoofden boven het aan
meren in geulen en op het strand. Om dat laatste op Walcheren in de toekomst te
voorkomen, moet er op den Haak bij het Breezand een groot fort worden gebouwd.
Dit advies is inderdaad in 1588 uitgevoerd. En passant wijst Vierlingh erop, dat de
Spanjaarden, die vertrouwd zijn met het strand van Barcelona, het verschijnsel eb
en vloed niet kennen en in Zeeland verrast zullen worden als zij aan de hoofden
aanmeren (f. 15r-v).
Vierlingh eindigt zijn Verbael met twee tekeningen. Op de eerste (afb. F, f. I6r) is
een rechte strekdam te zien, waarbij een rode lijn (door de schrijver al eerder ter
sprake gebracht) laat zien hoe door afschuining het uiteinde verlaagd kan wor
den. Dit is de uitwerking van Vierlinghs betoog, door het hele Verbael heen, dat
door verlaging van de uiteinden van de hoofden men veel rijshout en daarom veel
geld kan besparen. Op de tweede tekening (afb. G, f. 17r) zijn twee schuine hoof
den gedetailleerd afgebeeld, die onder verschillende hoeken uit de kust komen. Al
naar gelang de sterkte van de stroming moet bepaald worden welke hoek nodig is.
Tevens laat deze tekening zien, zoals de erna volgende tekstpassages aangeven, hoe
de hoofden als militair verdedigingswerk kunnen fungeren door er staken, met
daarbovenop helmen met scherpe punten, op te plaatsen.
Met de zevende tekening, gevolgd door vijf alinea's over de bouw van schuinlo-
pende hoofden (f. 18r-v), eindigt de hoofdtekst van Vierlinghs Verbael. Daarna
volgt nog op drie niet genummerde bladzijden een inhoudsopgave, die bestaat uit
de herhaling van de inhoudsaanduidingen die in de marge van de meeste alinea's
van de hoofdtekst staan. Deze margeteksten ontbreken alleen bij de uitleg van de
'Verclaringe, resolutie ende verbael' (f. 3 recto) en de uitleg die volgt op de eerste
drie afbeeldingen (f. 7 recto-8 verso).
De illustraties zijn met hoofdletters genummerd A tot en met G. Hiervan zijn de
letters A, B en C contemporain, omdat ze ook in de tekst voorkomen. De letters
D-G, veel zwieriger geschreven, zijn later met potlood aangebracht. De eerste drie
illustraties zijn bovendien arabisch genummerd 1-3. Deze nummering zal vermoe
delijk uit de zeventiende eeuw dateren, omdat de cijfers van de paginering en de
cijfers die in de tekst voorkomen, alle romeins zijn. Door de bewerker is deze num
mering aangevuld met de cijfers 4-7.
De tekeningen, alle met waterverf ingekleurd en van een omkadering voorzien, zijn
oostgericht, dat wil zeggen dat de bovenzijde de aanduiding 'Oost' heeft. Voor ons
gevoel zou dat Noord moeten zijn, omdat volgens de tekeningen West-Souburg
nu ten oosten van Vlissingen ligt en Rammekens (Zeeburg) op haar beurt ten zui
den van Souburg. We moeten hierbij echter bedenken dat voor de middeleeuwse
Zeeuw en Hollander de kustlijn van west naar oost liep, met de Noordzee ten noor
den daarvan (de naam zegt het al) en het vasteland ten zuiden. Bodes, die vanuit het
grafelijke hof in Den Haag naar Leiden en Haarlem trokken, reisden 'oostwaarts'.
De namen Benoordenhoutseweg en Bezuidenhoutseweg herinneren nog aan het
vroegere begrip van de windrichtingen in samenhang met de kustlijn. Voor ons lig
gen deze wegen eerder aan de west- en oostzijde van de Hout, het Haagse Bos.