Tekstbewerking
VERBAEL
21
De hiernavolgende uitgave van het Verbael is gebaseerd op het origineel, de enig
bekende overlevering van de tekst. Jan-Willem Besuijen en Bas de Rover van de
Werkgroep Paleografie van het Zeeuws Archief hebben de tekst getranscribeerd,
waarna ik de collationering en bewerking heb gedaan. De wijze van indeling van
de tekst door Vierlingh met koppen en paragrafen of alinea's is gehandhaafd. De
aanduidingen van inhoud of onderwerp, in de marge aangebracht bij de betref
fende passage(s), zijn tot opschrift van de alinea's gemaakt en in cursief weergege
ven. Toevoegingen door de bewerker, zoals het begin van een nieuwe bladzijde in
het handschrift en enkele ontbrekende letters en woorden, zijn tussen teksthaken
in cursief geplaatst. De tekst is geheel genormaliseerd wat betreft het gebruik van
hoofdletters en het aanbrengen van interpunctie. Woordscheiding en -verbinding
zijn in beperkte mate toegepast, met name waar het de verbinding van voorzetsels
en werkwoorden betreft.
Verbindingen als int in 't), alst als 't) en tlant 't lant) zijn gescheiden en
van een apostrof voorzien, evenals de verbinding van het verkorte lidwoord met
een beginklinker van het daaropvolgende zelfstandig naamwoord (d'een, t'eijnde,
't hoot, d'oude). In gevallen als 'datse' of 'keerse' [keren ze] kan geen scheiding
worden toegepast, omdat de. t en de r de daaropvolgende z hebben beïnvloed. Ter
verduidelijking zijn eveneens trema's geplaatst. De transcriptie van de y (zonder
puntjes) en de ij (eveneens zonder puntjes) was in lang niet alle gevallen eenduidig
op te lossen, omdat er een grote variatie in hoekigheid en rondheid van deze let
tertekens is aangetroffen, iets wat overigens heel kenmerkend is voor handschriften
uit de zestiende eeuw.
De tekst bevat veel thans onbekende of minder bekende en gebruikte woorden,
die deels vakterminologie zijn uit de wereld van het dijkwezen en deels ontlenin
gen uit het Frans (of via het Frans uit het Latijn). Dit laat zien dat Vierlingh, die
er enerzijds op wijst dat hij, in tegenstelling tot veel (Zeeuwse) dijkgraven die ter
pennen nyet gestilleert en zyn', wel van God de gratie heeft gekregen van de penne
te connen voerene' en zaken op schrift te stellen, en zich anderzijds bij de prins ver
ontschuldigt voor zijn 'lourden' (grove) stijl omdat hij maar een plompe dijker is,
op de kantoren te Middelburg en elders heel wat heeft bijgeleerd. De vaktermino
logie en de leenwoorden zijn in noten verklaard en bepaalde kwesties en vermelde
personen zijn toegelicht.