54 VERBAEL 129 triangel driehoek. 130 responderen reageren. 131 derven durven. 132 leussen, losen lozen, lossen (van lading). 133 bernen branden, schroeien. 134 manieren bedwingen. 135 passen ordenen, gericht sturen. 136 heur zich. In de regel hierna: hen. 137 Afbeeldingen A en B. 138 gebercht in veiligheid gebracht. 139 opgetogen opgetrokken. 140 strangen stranden. 141 Polder Vrouwenpolder. 142 Den Haak, de noordpunt van Walcheren ten noorden van Vrouwenpolder. 143 Een grote kaart is niet aanwezig. Misschien is afbeelding A bedoeld. 144 heysch eis, vereiste. 145 aborderen aan land komen. 146 berm strook grond met (nagenoeg) horizontaal bovenvlak, dienend tot steun van een daarboven gelegen talud of glooiing van een dijk. 147 stael grondslag van een dijk, sate. 148 pertuberen verwarren, doen warrelen. 149 slicken verbruiken. 150 Jan Vermet, door Vierlingh verzonnen naam voor de gewone man, Jan met de Pet. 151 studeren hun best doen. 152 travailleren lastigvallen. 153 schieten een manier van belastingheffen. 154 gemetgetal het aantal gemeten. De oppervlaktemaat gemet is in Zeeland circa 4000 m2 groot (veertig are). 155 uuytlegginge het uitgeven van geld. 156 evictie vordering om iemand uit het eigendom van iets te ontzetten, uitwinning. 157 coopmanschap handel, maar hier eerder in de betekenis van winstbejag. 158 halve neerse. Blijkbaar een uitdrukking die bedijkers toentertijd gebruikten. De beteke nis moet zoiets zijn als 'op een koopje' (neerse of naerse aars). 159 ryseren van rijshout. 160 conterlanden letterlijk: tegenlanden; buitendijks gelegen land. 161 becrammen een dijk verstevigen met krammatten (lagen van stro of riet). 162 precaveren voorkomen. 163 useren toepassen, gebruiken. 164 Afbeelding D. 165 mineren omgraven, omschansen. 166 duyckeldam, dukeldam lage dam voor een dijk in zee, om aanslibbing van land te bevorderen of om afneming van een strand of zandplaat te voorkomen. 167 mineren verminderen, (doen) afnemen. 168 vervullen vollopen. 169 schouwen schuwen, vermijden. 170 getogen getrokken. 171 Afbeelding F, met de rode lijn. 172 propice gunstig, geschikt. 173 opiniaet hardnekkig. 174 leeren ladders. 175 Vgl. voor deze passage ook Tractaet175. 176 sluizen met liggende deuren: sluizen waarbij de deuren om een horizontale as draaien. 177 colsen. Verhoeven geeft in zijn glossarium als mogelijke verklaring de beide draaipunten

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2012 | | pagina 56