Conclusie VERERINGEN 87 Het is duidelijk dat Zeeland in de eerste decennia van het bestaan van de Republiek zowel in Europees als in nationaal verband volop betrokken was bij het in die jaren alom gangbare geschenkencircuit. Vooral op diplomatiek gebied werd hierbij de nodige souplesse van de jonge bestuurders gevraagd. Subtiliteiten als de keuze van het juiste geschenk, de correcte waarde en het meest geëigende tijdstip van aanbie ding kreeg men pas met vallen en opstaan onder de knie. Dat tijdgenoten grote waarde aan het geschenkencircuit hechtten, blijkt wel uit de vereringen aan de Vlis- singse gouverneur-generaal Sir Robert Sidney. Een nadere studie van de geschen kenuitwisseling met de Engelsen in de periode dat Vlissingen door hen bezet werd, zou nieuw licht kunnen werpen op het verloop van de onderlinge verhoudingen. Ook voor het smeden van een eigen collectief werden vereringen ingezet. Raads leden en ambtenaren kregen regelmatig geschenken in de vorm van wijn, pen ningen en boeken. Van de Instructie van Gecommitteerde Raden uit 1586 lijkt niemand zich veel aangetrokken te hebben. Verscheidene leden van Gecommit teerde Raden accepteerden zilver of verguld zilveren vaatwerk dat hen onder het mom van huwelijks- of doopgeschenken door de eigen Staten of door de Staten- Generaal werd gegund. Toen Valcke in 1591 naar Zeeland werd teruggeroepen om Adriaan Manmaker als tresorier-generaal op te volgen, hield hij op 6 juni zelfs een vertoog in de vergadering van de Staten-Generaal 'om een eerlycke recognitie van zijn langdurig verleende diensten. De Staten-Generaal besloten hierop hem te vereren met een vergulde kop met de wapens van de Generaliteit, ter waarde van 300 gulden.94 Geen onaardige bonus voor iemand die kort daarop zou zweren dat hij geen 'pensione, ghiften oft presenten [zou] nemen oft ontfange, directelick oft indirectelick in eeniger maniere, ten ware etelicke ende drinckelicke waeren van cleender weerde'. Zeven jaar later kreeg Valcke bij zijn huwelijk in 1598 wederom een geschenk toen hij de Staten-Generaal uitnodigde met enkele afgevaardigden zijn bruiloft bij te wonen. In zijn uitnodigingsbrief noemde hij en passant de talloze functies die hij in dienst van de Republiek had vervuld, variërend van zijn lidmaatschap van de Raad van State tot zijn deelname aan verschillende legaties naar het buitenland.''5 De drie heren die naar zijn bruiloft werden afgevaardigd, konden natuurlijk niet met lege handen aankomen en kochten op kosten van de Generaliteit in Middelburg een verguld zilveren kop.96 In hoeverre men geschenken van derden accepteerde, is uit de stukken in de Zeeuwse archieven niet op te maken. De wijze waarop Jacques de Malderee in 1613 openiijk om een aandenken aan het bezoek van Elizabeth Stuart vroeg, doet echter vermoe den dat men ook op dit punt niet al teveel scrupules had. Pas in het tweede kwart van de zeventiende eeuw lijken de Zeeuwse politici bedenkingen te krijgen ten aanzien van vereringen. Caspar van Vosberghen uitte in 1625 in een officieel verslag uitgesproken kritische ideeën over het accepteren van geld. Hoewel corruptie op de loer lag, zijn er echter geen aanwijzingen dat men in de eerste decennia van de Republiek in Zeeland de grenzen van het toentertijd aanvaardbare uit het oog heeft verloren. Wel gaf de opvatting, dat het lidmaatschap van een overheidscollege recht gaf op bepaalde vergoedingen in natura, al snel aanleiding tot kritische geluiden en werden op dit punt restricties ingevoerd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2012 | | pagina 89