Emigranten WEGGAAN OF BLIJVEN 97 Portugese Joden (Sefarden) daar weggetrokken. Zij hadden zich deels via een tus senstop in Cayenne ook in de Engelse kolonie gevestigd en hadden veel ervaring met de suikertechnologie. De verovering van het zogenoemde Willoughbyland zou een prachtige compensatie zijn voor het verlies van Brazilië. Na het uitbreken van de Tweede Engelse Oorlog in maart 1665 zochten de Staten van Zeeland in decem ber van dat jaar contact met raadpensionaris Johan de Witt om gezamenlijk op te trekken tegen de Engelsen, onder meer met het doel de succesvolle Engelse vesti ging in Guyana in te nemen. Aanvankelijk voelde De Witt wel voor een gezamen lijk aanvalsplan, maar in augustus 1666 trok hij zich terug door de toenemende Engelse agressie op de Noordzee, waaraan de Republiek de handen vol had. De Staten van Zeeland besloten toen om op eigen initiatief een bescheiden oorlogs vloot naar Guyana te sturen onder leiding van Abraham Crijnssen, die de kolonie in maart 1667 innam. Crijnssen regelde de bestuurlijke zaken en liet een kleine krijgsmacht achter toen hij verder zeilde om andere Engelse bezittingen in het gebied te bestoken. Een Engelse wraakactie vanaf het nabij gelegen Barbados volgde in het najaar, waarbij suikermolens werden vernield of meegenomen en plantages platgebrand. Intussen was bij de Vrede van Breda (1667) afgesproken dat Guy ana in Nederlandse handen zou blijven. In het voorjaar van 1668 kwam Crijnssen terug om de vrede te herstellen, maar veel Engelse planters vertrokken alsnog, met hun slaven, personeel en vee.6 Ook in de jaren erna vertrokken er nog regelmatig Engelse planters naar andere Engelse koloniën, zoals Barbados en Jamaica. Het gedroomde tweede Brazilië was een leeggeplunderd land met verlaten plantages en gebrek aan alles. Op 31 december 1671 arriveerde het fluitschip Aerdenburgh onder commando van schipper Jan Andriesen in de kolonie Suriname met tientallen passagiers aan boord. Velen van hen schreven in de eerste weken na aankomst een brief naar huis, zo ook Willem van Rasenberch. De brieven van de Aerdenburgh zijn, evenals het scheeps journaal van de heenreis, meegegeven met het schip Fort Zeelandiu dat half janu ari 1672 vertrok met bestemming Vlissingen. De schipper wist niet dat de Derde Engelse Oorlog inmiddels was uitgebroken en liep vlak bij het eiland Wight in de val. Het schip werd opgebracht naar een Engelse haven, waarna schip en goederen waarschijnlijk zijn verkocht. De documenten, de zogenoemde Prize Papersver dwenen na een globale screening op gevoelige (oorlogs)informatie in de archieven in Londen. Het kolonisatieproces kwam na de verovering door Crijnssen nauwelijks op gang. Uit de weerkerende verzoeken om kolonisten, zoals te lezen is in de briefwisseling tussen de gouverneurs en de Staten van Zeeland en in brieven van reeds aangekome- nen, kan de gevolgtrekking worden gemaakt dat er gedurende de Zeeuwse periode stelselmatig te weinig emigranten kwamen. Naar de oorzaken daarvan valt slechts te gissen. De berichten over ziekte en dood in de nieuwe kolonie door onbekende tropische ziekten zullen de thuisblijvers ongetwijfeld hebben afgeschrikt, maar zou dat de enige oorzaak zijn geweest? In de beginperiode was er slechts op zeer kleine schaal sprake van de vestiging van complete gezinnen, uitzonderingen daargelaten,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2012 | | pagina 99