AMAZONIA 115 verkeert ende op alle de gelegentheden derselve nauw regard genomen. "Welcken Jan Maxwel met een sonderlinge drift overlang wenscht d'eere t'hebben omme nevens mij in hetselve exploict g'employeert te worden, waertoe hij sijnen persoon ende dienst in allen gediensticheit nevens mij aen U Edel Erentfesten is opdragende ende presenterende; ende connen U Edel Erentfeste de saken embrasserende120 op U Edel Erentfester goetvinden hem dienthalven serieuslick ende specifice examineren en ondervragen. Waervan de principaelste veranderingen der versegde plaatsen bij mij uut sijnen mont en affirmative verclaringe aldus seijn aengeteickent, te weten: Dat tsedert mijn voorszegde vertreck van daer ontrent Gran Para noch drie inge- nios ofte suijckermolens sijn gemaeckt, ergo dies te profijtelicker ende notabelen [p. 05] Item, dat in den jare 1637, ontrent de maent november121, in de Maragnan sijn gecommen acht Spainiaerts van de Provincie Quito in Peru, te weten twee papen, een mineur ofte raffineerder, ende vijff soldaten, welcke acht personen miraculeus lick quamen van Quito door en langs de riviere van d'Amazones tot in de Marag nan, sijnde d'eerste vinders ofte eer uutvinders van die passage van Quito naer de Marignan. Sulx [ick] niet tevergeefs maer noodich achte een cort historisch verhaal dienaengaende hier te stellen, verhopende U Edel Erentfeste oogh ende oor in 't overlesen niet en sal vervelen. Luijdende als volght: Alsoo den voorschreven mineur overmits de langhdurige trabaillie op deselve reijse uutgestaen hem sieckelick vont, sulx hij tot sijn genesinge wert bestelt ende gelo- geert ten huise van den voorszegde Jan Maxwel in de Marignan, alsoo hij, Maxwel, overmits sijne experiëntie soowel in de medicinen, chirurgie als apothecarie sonder roem122 aldaer in goede reputatie leefde en alom bij een ijegelick bekent en bemint was, omme alsoo t'sijne huise gecureert te worden. Heeft derhalven openhertelick aen hem, Maxwel, sijne voorszegde wonderlicke en avontuirelicke reijse van Quito op deser wijse verhaelt: [p. 06] Wij zijn door ordre van den gouverneur van Quito met ontrent 40 mannen gesonden geweest naer sekere Provincie liggende beoosten Quito, om aldaer te ope nen sekere silvermijne, dewelcke niet langh tevoren was ontdeckt geweest. Alwaer gekomen zijnde bij deselve mijne veijnsden d'inwoonders derselve Provincie blijde te sijn over onse compste, alle teeckenen van vrundschap bewijsende; soo lange tot sij kans sagen om ons t'overrompelen, als wanneer sij met ijslick geschreeuw van alle canten ons besprongen en overvielen, met sulcke furie ende snelheit dat se ons geen tijt lieten om ons te beraden ofte order te stellen naer gelegentheit soude vereijschen. Soodat wij in disorder rakende elck naer een schoon heenkomen sagen, en sloegen doot alle die het niet conden ontloopen. In 't vluchten kosen onder ons achten een smalle pat dewelcke ons bracht aen een rivierken daer wij te gelucke vonden een canoo daer wij in trapten123 ende met de meeste haest al voortroeijden totdat wij buiten perijkel waren der voorszegde vijanden die ons soo hart vervolg den. Waerna een weijnich ons adem scheppende, bedaagden de doot onser [p. 07] vrienden die wij gewis hielden wredelick om hals gebracht te sijn. De duijsterheit van de nacht verstreckte ons een kleet om ons te verbergen voor de vijanden, ende hoewel wij seer moede waren conden nochtans door vreese niet gerusten, maer repten wacker handen en armen om voort te raken. Met 't kriecken van den daeh quamen in een rivier tamelicke breet wekkers stroomen al wat hardt afliepen. Sagen daer verscheijden aderen van rivieren die alle quamen storten in dese groote riviere. Sulx wij nu verstelt stonden, niet wetende wat wech te kie-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2013 | | pagina 117