116 AMAZONIA sen om best naer Quito te connen komen; en roeijende alsoo tegen den stroom naer de west conden niet wel avanceren, als ongeoeffent in soodanig werck, en ons reedschap van riemen en anderssins onbequaem sijnde geaccomodeert naer onsen noot en gelegentheit. Dus siende ons in soo een extremiteit, resolveerden metten andren de stroomen af te drijven om te sien wat uutkomste de Heere ons soude verleenen. En hebbende aldus ettelicke dagen afgedreven met soodanich voetsel als wij doen conden becomen, onder andre verscheijde smakelicke vruchten, sijnde de vischrijcke rivier ons beste troost ende magasijn. p08} Eindelinge quamen in 't gesichte van een indiaensche aldea ofte dorp, en alsoo wij ons vonden in extremiteit en onvoorsien van vivers, resolveerden om te sien ofte wij door explicatie ofte schenckagie eenige vivers conden becomen. Doen wij nu 't voorsegde dorp genaackten, stonden de indianen met menichte op den oever met bogen en pijlen, sulx wij door vreese bijna den moet verloren gaven en hadden besweecken soo ons één derselver papen - die op sijn jesuijts kunstich conde veijnzen niet en had een hart in 't lijff gesproken, bevelende de sake in Gods handen. Namp deselve pape met hem tot een schenckagie 't beste accoustrement124 dat wij hadden waermede hij aan lant tradt, 'tselve leggende volgens de wijse van het lant voor de voeten van dengenen die hem dacht te wesen de overste; die hem wel ontfingh en mededeijlde al sulcke vivers als hij hadde. Sij sagen dese Spaingiaerts met verwondering aen en, soo sij met teickenen te kennen gaven, hadden noijt tevoren gesien ofte gehoort van sulcke witte menschen, twijffelende ofte sij goden ofte menschen waren. De voorschreven mineur ofte raffineerder affirmeerde [p. 09] dat deselve indianen pendanten ofte oorhangers in haer ooren hadden van fijn gout van verscheijden fatsoenen. Maer alsoo alle de particulariteijten en omstandicheden deser avontuerlicke reijse te lanck mochte vallen om te beschrijven, sal alleen verhalen 'tgheen dienstich is tot mijn voornemen. Dese acht personen vertoevende hier weijnich dagen vertrocken weder van daer de riviere aff sonder te weten wat riviere het was, nochte waer se hun soude brengen, en voeren alsoo met den stroom aff ontrent de twee maenden lanck, en sagen in 't passeren veel verscheijden natiën en aldeas. Van dewelcke eenige natiën hun wel tracteerden, en eenige hun de kleederen afnamen. De landouwen die sij onderwege sagen waren seer vruchtbaer en vrindelick om aenschouwen, als een aarts paradijs. Sagen oock in dese groote riviere menichte eijlanden, rivieren en rivierkens, die alle liepen en quamen storten in dese groote riviere. De twee maanden nu bijnaest te einde geloopen sijnde, eindelinge quamen al vorder totdat sij [p. 10ontmoeteden de vloet125; op welcke plaetse sij ontdeckten ende besich- tichden twee bergen, sijnde naer de verclaringe van den voorszegde rafineerder seer silverrijck; seggende denselven rafineerder dat hij sijn cop te pande wilde laten bij sooverre de voorszegde bergen niet rijck van silver waren. Twee dagen naer 't vertreck van de voorszegde bergen leeger gekomen sijnde, von den sekere natie die wij Tapajoes126 noemen; schieten menige pijlen. Dese Tapajoes, siende dese acht personen dus ontbloot van alles en dat se naulix hare naacktheit conden decken, veranderden hare wreetheit in vrindlickheit ende medelijden, ende deden haer contschap dat se nu binnen weijnich dagen souden komen ter plaatsen daer witte menschen evenals sijlieden waren. Waerdoor deselve moet schoten, ende alsoo van daer vertreckende quamen aen een dorp genaemt Matrou127, alwaer sij

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2013 | | pagina 118