130 ZEULEN MET ZAND uit dit voorbeeld blijkt, was het vaak de bedoeling om zo'n kunstmatig aangelegde zanddijk door middel van verstuiving uit te laten groeien tot een natuurlijk ogende duin of duinenrij. Een andere vorm van zandgebruik betreft de steenbakkerij en de bouw. Aan de vervaardiging van baksteen kwam zand te pas en ook werd het gebruikt voor met selspecie. Blijkens de Middelburgse burgemeestersrekening van 1365-1366 wordt iemand betaald voor het, gedurende vijftien dagen, delven van zand dat bestemd is voor de stedelijke 'teghelrie' of steenbakkerij. Anderen transporteren daarheen ruim 300 voer (of wagenvrachten) zand 'daer men mede te maetsede ende bornede', dat wil zeggen metselde en stenen bakte (of eventueel kalk brandde).7 In dezelfde rekening komen ook posten voor in verband met de bouw van een huis bij de Lan- gevielepoort. Iemand heeft daarvoor zeven dagen zand gedolven, terwijl ene Jan Janszone van den Zande (sic!) wordt betaald voor ruim 200 vierkante meter land 'daer men zant uut dalf' voor hetzelfde project. Het moet iets groots zijn geweest, want in totaal worden ten minste 440 voeren zand naar deze bouwlocatie getrans porteerd.8 In 1607 zijn het expliciet de Walcherse metselaars die met succes bij het Walcherse polderbestuur aandringen op vrijstelling van belasting voor de wagens die zand 'om te metsen' naar de steden vervoeren.9 En in 1697 blijkt dat duinzand onder andere zijn weg vindt naar de metselaars in Middelburg. Die stad heeft er belang bij dat veel schuiten die over de watergangen de verbinding tussen Domburg en Middelburg onderhouden, zand aanvoeren voor gebruik in metselspecie.10 Buiten de Walcherse steden zullen de bouw en de aanleg van de vele buitenplaatsen in de zeventiende en achttiende eeuw de vraag naar zand hebben vergroot. De stadsschaffer van Veere, de opzichter over de stedelijke werken, was ook een afnemer van zand. Onder andere in 1705 mag hij van het polderbestuur zand halen uit de omgeving van het fort Den Haak.11 Adriaan Bommenede, die de functie van schaffer van 1713 tot 1747 uitoefende, heeft het zelf over wit en vers (dat wil zeggen: zoet) duinzand dat kennelijk per voer, in een gewone mand of in een grote mand werd vervoerd en verhandeld. Voor een voer duinzand moest vijf stuivers worden betaald.12 Het formaat van de kar of wagen die voor het transport werd ingezet, bepaalde de omvang van zo'n voer. In meer recente tijd, toen voor een voer een standaard van één kubieke meter werd aangehouden, zal een voer zand ongeveer 1.500 kilo hebben gewogen.13 Nog een andere manier om het zand te transporteren was met behulp van tonnen. Zo laat het Middelburgse stadsbestuur in de veertiende eeuw Christiaen den Cupere 'enen zantfate' maken.14 Aan de eerder genoemde Bommenede danken we ook de indertijd kennelijk gebruikelijke samenstelling van mortel of metselspecie: op één zak kalk gebruikte men een halve zak (duin)zand.15 De kalk, in Zeeland veelal schelpkalk, fungeerde hierbij als bindmiddel, het zand diende als vul- of verschralingsmiddel. De door Bommenede opgegeven verhouding tussen kalk en zand, 2:1, wekt wel verwon dering; veel gebruikelijker was namelijk de verhouding 1 2 of 1 3. Het is zeer waarschijnlijk dat men voor metselspecie kwalitatief beter, dat wil zeggen: scherp, minder afgesleten rivierzand prefereerde, maar de aanvoerkosten daarvan waren wel erg veel hoger dan van duinzand, met een meer uniforme korrelgrootte, uit de naaste omgeving. Dat Walcherse duinzand valt overigens te typeren als van nature relatief grofkorrelig en kalkarm.16

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2013 | | pagina 132