136
ZEULEN MET ZAND
zover het Walcheren betreft, bij het rechte eind heeft. Bronnen laten namelijk een
ander beeld zien.
Zo laat het polderbestuur onder andere in 1715 een plakkaat drukken en in alle
Walcherse dorpen uitvaardigen dat het halen van zand uit de duinen in het alge
meen aan banden moet leggen.63 Volgens de baljuw van Veere zijn de in dit plak
kaat vermelde boetes echter buiten proportie. Hij acht zich tenminste niet in staat
om de boete van 25 gulden te innen van hen die met 'cruywagens of sacken' het
zand uit de duinen halen, en vindt een boete van vijf schellingen daarvoor realisti
scher. Het polderbestuur bindt op dit laatste punt in: iemand met een kruiwagen of
zak vol zand zal voortaan beboet worden met vijf schellingen, maar de boete voor
iemand met een volle wagen zand blijft 25 gulden.64 In de zomer van 1768 voelt het
polderbestuur zich genoodzaakt de zaken weer eens scherp te stellen. Naar aanlei
ding van eerdere berichten over het illegaal weghalen van zand uit de duinen van de
Westwatering en per schip van het strand van de Zuidwatering, vaardigt men een
waarschuwing uit. Zonder toestemming is en blijft het verboden met vaartuigen,
karren, paard en wagen en anderszins zand te halen 'aan den Haak Breesande', van
de duinen tussen Vlissingen en Rammekens, van Vlissingen tot voorbij Dishoek,
en overal elders van het strand of uit het duin.65
Hiermee zijn dus meer specifiek de plaatsen en gebieden aangeduid waar (duin)
zand werd gewonnen, maar waar die winning blijkbaar ook voor problemen zorg
de. In het duingebied blijkt een aantal favoriete zandwinplaatsen te zijn. Daarbij
zijn drie kustvakken te onderscheiden: de zuid(west)kust, globaal genomen tussen
Westkapelle en de Nolle (ten westen van Vlissingen); de zuid(oost)kust, ongeveer
tussen de Nolle en Rammekens; en de noord(west)kust, tussen Westkapelle en
Vrouwenpolder. Deze zandwinplaatsen zullen hierna worden besproken.
De zuid(west)kust
Aan de zuid(west)kust van Walcheren wordt vooral de omgeving van Dishoek als
een gewilde locatie beschouwd om zand te winnen. Ten minste ten tijde van de
eerste hagenpreek, in 1566, is dat al het geval. Deze preek heeft plaats in een duin
vallei, Slobberduin, te Dishoek, in de buurt van een staak 'daer men 't sant haelt',
een plek waar dat van hogerhand kennelijk is toegestaan.66
In later tijd verbiedt het polderbestuur periodiek om met schuiten of wagens zand
uit de duinen van Dishoek weg te graven. Dat is onder meer het geval in 1607. Het
zou hier dagelijks gaan om een 'seere grote quantiteyt' zand die met schepen uit alle
windrichtingen wordt gehaald bij Dishoek 'vastaen hooft ende tegens den duyne
aldaer Daar wil het polderbestuur een einde aan maken. Een waarschuwingsbord,
een stake met een bliek', moet zowel het transport met paard en wagen als per schip
verbieden.6 Hier doet zich de vraag voor, die ook met betrekking tot de andere
kustvakken op Walcheren zal terugkeren, of er hier aan de landzijde dan wel aan de
zeezijde van de duinen zand werd gewonnen. De verwijzing naar schepen uit alle
windrichtingen duidt zonder twijfel op het laatste; de inzet van paarden en wagens
kan wijzen op zandafgraving aan beide zijden van de duinen.
Het verbod helpt kennelijk niet of onvoldoende. Al in 1615 wil men namelijk van
hogerhand het afgraven van zand uit de duinen, vooral uit die bij Dishoek, en het
vervoer met schuit en schip weer aan banden leggen.68 Hier is het in de bronnen
vaker gemaakte en tegenwoordig nog altijd geldende onderscheid tussen schuiten