Austin Friars
MEMORIAEL
11
overleed Maria Radermacher op 7 augustus 16127 Na de dood van haar moeder
keerde Maria, toen zeven jaar oud, met haar vader terug naar Zeeland. Waar zij
ging wonen, kon niet achterhaald worden. Het is goed mogelijk dat Maria bij haar
grootouders of andere familieleden in huis is geweest. Hiervan is echter geen bewijs
gevonden. Enkele jaren na haar moeder overleed op 2 oktober 1616 ook haar vader.
Waarschijnlijk kreeg haar oom Jan Radermacher de voogdij over zijn nichtje. Bij
de belangrijke momenten rond haar huwelijk met Willem Thielenus in 1625 - de
eerste beloften, het maken van het huwelijkscontract en de ondertrouw - was hij
volgens haar memoriaal steeds betrokken.
Willem Thielenus
Willem Thielenus werd in 1596 geboren in Middelburg, als zoon van Joachim
Thielen en Jozina Willemse Haak.8 Na zijn schoolopleiding studeerde hij theolo
gie aan verschillende universiteiten.9 Onder meer in Saumur bij de calvinistische
theoloog Franciscus Gomarus en in Zwitserland aan de universiteit van Genève.
In 1619 verbleef hij in Engeland en stond hij als student ingeschreven aan de uni
versiteit van Oxford. Aan het eind van dat jaar of aan het begin van 1620 moet hij
naar Middelburg zijn teruggekeerd. Op 10 maart 1620 werd 'Guilhelmus Tilenius'
namelijk 'met seer goet contentement' door de classis Walcheren geëxamineerd en
tot de 'prospositiën' (voorstellen tot benoeming) toegelaten.10 In 1623 stond hij als
predikant in Grijpskerke en woonde hij bij zijn ouders in Middelburg in. In januari
1624 werd hij beroepen bij de Nederduytsch Gereformeerde gemeente in de Austin
Friarskerk te Londen.11 Omdat hij bij zijn aanstelling had bedongen dat er eerst
een opvolger in Grijpskerke gevonden moest worden, kwam hij daar echter pas in
juni 1624 aan. In het najaar van 1625 was hij voor korte tijd terug in Middelburg
om met de toen 20-jarige Maria de Fraeye te trouwen. Hoewel zij op 19 november
1625 officieel in de echt verbonden werden, duurde het tot midden februari tot
Maria en Wilhelmus Thielenus naar Londen vertrokken, waar zij tijdelijk introk
ken bij ene 'Sr. Monsi'.12
De Austin Friarskerk waar Willem Thielenus werd beroepen, was al vroeg door
Edward VI ter beschikking gesteld aan de protestantse vluchtelingen uit de Neder
landen. Reeds in 1550 had de koning hen toestemming gegeven in Londen een
eigen gemeente te vestigen en het schip van de kerk van een voormalig Augustijner
klooster voor bijeenkomsten in de eigen taal te gebruiken.13 Deze Nederlandstalige
kerk buiten de eigen landsgrenzen stond vanaf de oprichting open voor vernieu
wingen. Naast de stichters die in eigen land in conflict waren gekomen met de
heersende kerkelijke leer, zorgden ook de vele kooplieden die vanwege de slechte
economische situatie naar Londen vertrokken, ervoor dat in deze gemeente nieuwe
ideeën tot uitvoering gebracht werden. In korte tijd werd hier een kerkelijke organi
satie opgericht en werd vorm gegeven aan de inrichting van de eredienst, richtlijnen
voor de werkzaamheden van de predikanten, aan armenzorg en geloofsonderwijs.
Niet voor niets refereerde men tijdens de eerste synoden aan de 'Nederduytsche
ghemeynte' te Londen als de 'moederkerk'. Ook Willem Thielenus noemde in de