142
ZEULEN MET ZAND
omdat onderzoek uitwijst dat daar de minste schade valt te verwachten. De toe
stemming geldt uitsluitend de twaalf met naam genoemde lieden. Wie toch elders
gaat graven, wordt van elke zandwinning uitgesloten.103
Het lijkt erop dat het zandgraven in Domburg een lucratieve nering was. Die heeft
na 1720 misschien 'even' stilgelegen, maar men wil deze zeker nog niet opgeven.
Jaren later, in 1752-1753, pleit de ambachtsheer van Domburg ervoor dat er weer
net als vroeger met zandschuiten van Domburg naar Middelburg gevaren mag
worden om het zand daar te verkopen. Het polderbestuur gaat akkoord: voortaan
mogen drie, door de heer van Domburg aan te stellen schuitvoerders 'den duyne
van agteren' afgraven op een plaats die door de dijkgraaf van de Vijfambachten zal
worden aangewezen, om het zand vervolgens per schuit naar Middelburg te trans
porteren.1"4 De belangen, van de Domburgers als leveranciers enerzijds en die van
de stad Middelburg als grootverbruikster anderzijds, zijn kennelijk te groot om de
zandwinning definitief stop te zetten. Pas na 1780 vindt men van zandvervoer in de
stadsrekeningen van Domburg geen melding meer.105 Tot die tijd worden er voor
elke schuit zand twee stuivers afgedragen.106 Tegenwoordig laten zich ter hoogte
van Domburg nog ten minste drie plaatsen herkennen als locatie waar duinzand
werd gewonnen. Van west naar oost gaande zijn dat: aan de (oostelijke) voet van de
Hoge Hil, waar de 'Pit van 'Eine' lag; tussen de Badstraat en het Badpaviljoen, daar
waar in 1910 een tennisveld werd aangelegd; en onmiddellijk ten oosten van het
boven op de duinen gelegen huis 't Haventje, ten noorden van het Burgemeester
Van Teylingenpark.107
Alles wijst erop dat net als aan de Walcherse zuid(west)kust ook aan de noord(west)
kust van het eiland het zand zowel aan de land- als aan de zeezijde van de duinen
werd afgegraven. In het laatstgenoemde voorbeeld uit 1752-1753 gaat het om 'den
duyne van agteren'. Volgens sommigen vormt dit een verwijzing naar de zeezijde
van de duinen, terwijl andere bronnen dat lijken tegen te spreken.108 Nu is zand-
afgraving in Domburg en omgeving onvoorstelbaar, maar wie zich de situatie van
enkele eeuwen terug concreet voor ogen haalt, zal kunnen begrijpen dat de moge
lijkheden toen onuitputtelijk leken. Volgens de gedetailleerde kaart die Goliath
in 1648 van Domburg maakte, bedroeg de afstand van de kerk van Domburg tot
de binnenduinrand toen ruim 300 meter, en van de kerk tot het strand ongeveer
770 meter. Dat betekent dat het duingebied zelf ter hoogte van het dorp toen circa
470 meter breed was. Dit sluit aan bij de feiten die landmeter Van Keessel in 1713
overlegde.
Resumerend valt te concluderen dat het grootste deel van de Walcherse duinkust
eeuwenlang diende als leverancier van zand; zoet zand dat aan de binnenzijde en
uit de zeereep aan de buitenzijde werd gewonnen en vooral toepassing kende in de
bouw, naast zout zand dat van het strand werd weggegraven en onder meer diende
voor infrastructurele werken en ballast. Het gebeurde kleinschalig in zakken, met
kruiwagen, kar of paard en wagen, en grootschaliger met schuit of schip. Gelet
op de vroege aanwezigheid van een uitgebreid net van watergangen ligt het voor
de hand dat dat ook is gebruikt voor het buiktransport dat zandvervoer is. Vanaf
de rand van het eiland waren de watergangen sterk gericht op Middelburg. Daar,
maar ook in de andere Walcherse steden, waren in economisch florissante tijden
grote bouwactiviteiten. Zand uit de binnenduinrand kon - relatief - snel, eenvou-