ZEULEN MET ZAND 143 dig en goedkoop per 'binnenlandse schuit' daarheen getransporteerd worden.109 En dat onder alle omstandigheden, ook wanneer de landwegen periodiek onder water stonden. Veel verder dan tot de Walcherse steden zal dit zand niet zijn vervoerd. Het zand dat aan de buitenzijde werd gewonnen, werd buitenom, via het strand en met buitenom varende schepen afgevoerd over het buitenwater; met als eindbe stemming dezelfde steden én verder weg gelegen bestemmingen. De belangrijkste instantie die zandwinning kon toestaan dan wel verhinderen, was het Walcherse polderbestuur. Veel meer dan voor de winning uit de kteektuggen, gold voor het weggraven uit de duinen als essentieel onderdeel van de kustverdedi- ging dat hiermee de veiligheid van het eiland in het geding was. En die kustverde diging g°id voor de Staten van Walcheren als prioriteit nummer één. Dus valt het te begrijpen dat zandwinning werd verboden op plaatsen waar de kust laag en smal was. Maar er waren ook andere belangen in het geding. Er was de eigen behoefte van de Polder aan duinzand: voor het begaanbaar maken en houden van de wegen op het eiland, en voor andere infrastructurele werken. En er waren belangen af te wegen in de verhouding tot de andere besturen op het eiland, zoals dat van Veere, Domburg en Middelburg. Veere mocht soms zand betrekken uit de omgeving van fort Den Haak waar het eigenlijk was verboden. De stad op haar beurt stond de Polder soms toe zand uit de stedelijke zandput te gebruiken. In Domburg werd de duinzandwinning weliswaar aan steeds strengere banden gelegd, maar - in de hier behandelde periode - nooit echt verboden. En dat waarschijnlijk niet omdat de zandgraverij voor de Domburgers lucratief was, maar eerder vanwege de grote belangen die de stad Middelburg had bij deze winning. Niet onbelangrijk is ten slotte het gegeven dat het vervoer van duinzand over de Walcherse wegen het polderbestuur inkomsten opleverde. En dat doet denken aan de eveneens lang en oogluikend toegestane exploitatie van 'darink' of veen, de zo genoemde moernering. Over elke hoeveelheid gedolven Walcherse darink werd een boete geheven, waarvan de dijkgraven een deel tot hun eigen inkomsten mochten rekenen.110 Zandwinning en moernering mochten dan funest zijn voor de veilig heid van het eiland, ze betekenden tevens een niet onbelangrijke bron van inkom sten voor de hoeder van die veiligheid. Het strand Behalve de kreekruggen en de duinen leverden natuurlijk ook de Walcherse stran den het nodige zand - zand dat uiteraard zout was. Een middel om zand van het strand, of uit de zeezijde van de duinen, te vervoeren, was met schepen over zee. Zo moeten in 1768 vertegenwoordigers van de Polder verwonderd toezien hoe twee poonschuiten in de buurt van het Kaasnollenhoofd kennelijk illegaal - bezig zijn zand van het strand van de Zuidwatering in te laden.111 De juiste plek wordt niet duidelijk: het genoemde hoofd lag ten zuiden van Dishoek, dus aan de kust van de Westwatering. Een andere aanwijzing voor dergelijk transport is te vinden op de eerder genoemde kaart van De Feyter uit 1791-1793 met daarop de aanduiding van een gezonken zandschuyt' op het strand ten noordwesten van het Statenhoofd bij Vrouwenpolder.112 Behalve zand leverden de Walcherse stranden de eeuwen door uiteraard ook schelpen, lange tijd een belangrijke grondstof voor het branden van kalk. Deze 'schelpenvisserij' is vooral bekend van het kustgedeelte tussen West- kapelle en Vrouwenpolder.113

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2013 | | pagina 145