Terug naar Zeeland 14 MEMORIAEL soo gedenckt Josina dyns doopts in Christi bloet'.27 Een dooprijmpje over Noach komt ook in het Album J. Rotarii voor. Andere familieleden volgden hun voorbeeld. In 1634 liet Gillis Schillemans, de echtgenoot van Willems zuster Elisabeth Thie- lenus, een zelfde tekst als op Josina's schaal stond, op een zilveren schaal voor zijn neefWilhelmus aanbrengen.28 De kwakkelende gezondheid van de inmiddels 38-jarige Willem Thielenus zal de reden voor de terugkeer naar Middelburg zijn geweest. Negen weken en twee dagen na de geboorte van Wilhelmus scheepten Willem en Maria zich op 17 september 1634 met hun gezin in voor de overtocht naar Zeeland. Twee dagen later arriveer den zij bij Willems ouders om kort daarop hun intrek te nemen in het huis Den Robijn in de Middelburgse Brakstraat. Hier werd op 21 augustus 1636 om half elf 's avonds hun zesde en laatste kind Elisabeth geboren. Willems ziekte bleef hem echter kwellen en tot grote droefenis van Maria naderde in december 1638 het einde. In haar memoriaal doet Maria op zeer persoonlijke wijze verslag van zijn laatste ziekbed. Nadat Willem op vrijdag 10 december tegen de avond onwel was geworden, bracht hij het weekeind in bed door. Hoewel hij zondag nog naar beneden kwam om zijn vrouw aan tafel gezelschap te houden, had hij continu koorts en pijn in zijn rechter zij. Op maandag ontbood Maria dan ook dokter Lansbergen,29 die echter weinig voor hem kon doen. Puur voor haar eigen gemoedsrust consulteerde Maria ook nog dr. Hermanus Clingbijl. Het mocht helaas niet baten. De eerste veertien dagen sliep de patient veel. Hij mompelde in zijn slaap en had 'groote treckinge der zenuen'. Tijdens zijn wakkere uren sprak hij voortdurend van Gods goedheid en genade. Op de veertiende dag van zijn ziekbed herkende Willem Thielenus de personen die aan zijn bed stonden nog en sprak hij met Johannes van der Marckt, de tweede echtgenoot van Sara de Fraeye, en met predikant Jacobus van Migrode. 'Voor het laetste' bracht hij een dronk op zijn vrienden uit. De vol gende dag verslechterde de situatie echter: liggende op het rollebedde, voor het vier, begost seer te woelen, het decksel afwerpende en sijn mutse van sijn hooft nemende, deselve keerende, wendende en besiende, ley dese daer neer. Trock en futselde aen den deken en laken, gelijck een die seer naer sijn einde comt. Soodat doen mijn herte uuttermate beclemt wiert,30 Toen het leek of Willem Thielenus zijn laatste adem had uitgeblazen, richtte hij zich tot verwondering van alle aanwezigen echter weer op en sprak hij zijn vrouw en enkele andere personen toe. Zijn vrouw verzocht hij vooral niet te jammeren 'en crijt toch soo niet want ghij bedroeft mij soo' - en hem stilletjes te laten liggen. Zijn kinderen wou hij niet meer zien. In de daaropvolgende dagen verzwakten zijn levenskrachten en op de zeventiende dag van het ziekbed had Maria voor het laatst bewust contact met haar man. Op de vraag van Adam Boreel31 die aan zijn bed waakte, waarom hij toch zo woelde, ant woordde Thielenus terwijl hij zijn handen ophief en de ogen ten hemel sloeg nog:

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2013 | | pagina 16