Familieboekje MEMORIAEL 15 'om een te sijn met Godt'. Op dinsdag 28 december 1638, kort na elf uur overleed Willem Thielenus. Zijn stoffelijk overschot werd op zaterdag 1 januari 1639 bijge zet in het graf van zijn ouders in het koor van de Oude Kerk.32 In haar memoriaal noteerde Maria niet alleen de namen van de personen die gewaakt hadden bij het ziekbed van haar man. Ook de namen van degenen die hem ter aarde droegen, van de vrienden en familieleden die een rouwhoed kre gen en van de mensen die uitgenodigd werden de begrafenis bij te wonen werden vermeld. Tot slot maakte zij een lijstje met de namen van de familieleden die met haar op de dag van de begrafenis het noenmaal gebruikten. In totaal stelde Maria de Fraeye zestien rouwhoeden ter beschikking aan hun 'vrienden', de oude term voor familieleden (neven, zwagers, ooms). Daarnaast kregen Adam Boreel, de twee bidders en acht dragers een hoed. Tweeënveertig mannen werden opgeroepen de begrafenis bij te wonen, veertien mannelijke en vrouwelijke familieleden zaten aan het begrafenismaal. Aangrijpend is de tekst die volgt op al deze zakelijke lijsten. Op fol. 26r beschrijft de dan 33 jaar oude Maria hoe zij haar man een paar dagen voor zijn dood om ver giffenis had gevraagd en hoe hij verklaarde haar 'soo hertelijc lief' te hebben gehad. Daarop volgen een drietal pagina's met korte bijbelteksten en regels uit de psalmen die Thielenus tijdens zijn leven graag gebruikte. Zeven jaar na het overlijden van haar man nam Maria haar memoriaal weer ter hand, maar nu alleen nog om gegevens over huwelijken, geboorten en overlijdens binnen de familie in op te tekenen. Van augustus 1645 tot juni 1681 hield zij de belangrijkste familiegebeurtenissen bij en noteerde zij plaats van handeling, namen van predikanten, doopgetuigen, dragers op begrafenissen en de bijbelteksten waar op de predikaties bij die gelegenheden waren gebaseerd. Steeds werden de aante keningen gelardeerd met persoonlijke opmerkingen en toepasselijke godsvruchtige teksten als 'Heere laet dese soete kinderen in uwe vreese opwassen'. Uit het memoriaal blijkt dat Maria tien maal getuige is geweest bij de doop van een kleinkind en vier maal als plaatsvervangend getuige optrad. Doopgeschenken werden alleen genoteerd wanneer zij die zelf gegeven had. Zo schonk zij haar kleinzoon Enoch Pottey in 1647 een vergulde schaal met een voorstelling van de vijf wijze maagden en de inscriptie 'Laet ons bidden en poogen de voorsich- tige maechden te zijn, gelijck om met onsen bruydegom Christo in te gaen in 't hemelrijck'.33 Toen dit 'soete schaep' binnen een half jaar stierf, bepaalde zij dat de schaal aan het volgende kind in dit gezin moest worden doorgegeven. Dat dit niet uit zuinigheid werd gedaan, maar met het doel een waardevol object in geval van voortijdig overlijden van een van de ouders buiten de echtelijke boe del te houden, blijkt uit het feit dat dit kind bij haar doop ook nog een gouden rammelaar van 2 oneen en 2 engelsen ter waarde van 16-4-8 van haar kreeg.34 Interessant is dat doopgeschenken blijkbaar niet altijd nieuw hoefden te zijn. In 1658 schonk Maria haar kleinzoon David, zoon van Johannes Thielenus en Susanna van Baerle, een vergulde schaal die afkomstig was uit de boedel van tante Anna Radermacher.35

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2013 | | pagina 17