Transcriptie [fol. 01 r\ MEMORIAEL 21 1619 Dieveersche vragen ende antwoorden voor jonge kinderen uit de heylige schrifture. 1 vra: Wat seyt de Heere van de jonge kinderen? ant: De Heere seyt: 'Laet de jonge kinderkens tot mij comen, want het rijcke Godts behoort hun toe'. 2 vra: Wat seyt Davidt van de jonge kinderkens? ant: Davidt seyt: 'Uut den mont der jonge kinderen ende sogelingen heeft de Heere sijn lof bereyt'.48 3 vra: Wat seyt Johannis tot de kinderkens? ant: Johannis seyt: 'Kinderken wacht u voor affgoderije'. 4 vra: Wat seyt Christus van de schapken? ant: Christus seyt: 'Mijn schapken hooren mijn stemme ende ic ken se ende sij volgen mijn nae ende ic geve hun het eewich leven ende sij en sullen niet vergaen noch niemandt en sal se uut mijn handen grijpen.4' 5 vra: Wat seyt Paulus van't vleeschelijck leven? ant: Paulus seyt: '1s t dat gij na den vlesche leeff, soo suist ghij sterven, maer is t dat gij door den geest de wercken des lichaems doodet, soo suit ghij leven. \fol. 01v\ 6 vra: Wat is het eewich leven? ant: Het is een gave godts door Jesom Christum onsen Heere. 7 vra: Hoe sullen wij den wech weten tot het eewich leven? ant: Christus seyt: 'lek ben den wech der waerheyt ende het leven. Niemant en comt tot den vader dan door mij. Waer 't dat ghij mij gekent hadt, soo sout gij den vader oock gekent hebben'.50 8 vra: Doer wien is de sonde in de weerelt gecomen? ant: Door Adam.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2013 | | pagina 23