MEMORIAEL
33
vra: Waer heeft hij u sulcx belooft?
ant: In sijn heylich woort.
34
vra: Wie versekert u daervan?
ant: Den Heyligen Geest.
35
vra: Wat is den Heyligen Geest?
ant: Een ware Godt met den Vader ende den Sone.
36
vra: Sijnder dan dry goden?
ant: Daer is maer een Godt in dry persoonen onderscheyden.
[fol. llr]
37
vra: Waer woont desen Godt?
ant: In den hemel ende in mijn herte.
38
vra: Wat is u herte?
ant: Godts tempel.
39
vra: Hoe weet ghij dat Godt in u woont?
ant: Aen sijnen Geest die hij mij gegeven heeft.
40
vra: Wat werckt den Heyligen Geest in u herte?
ant: Het geloove waerdoor hij mij versekert mijner salicheyt.
41
vra: Door wat middel werct hij het geloove?
ant: Door het gehoor des goddelicken woorts.
42
vra: Hoe versterct hij hetselve?
ant: Door het gebruyck de100 sacrementen.
43
vra: Wat sijn de sacrementen?
ant: Siendelicke teeckenen van een onsiendelicke genade.
44
vra: Wie heeft de sacrementen ingestelt?