46
MEMORIAEL
Ons leven heeft een merckteecken, wij moeten daervan 150
Hoe gansch nietig sijn doch alle menschen die daer soo seker leven.151
De mensche van een vrouwe geboren leeft eenen corten tijt en is vol onruste.
De aerde is des Heeren en de volheyt vandien bedeckt ons met de schaduwe uwer
vleugelen.152
Wel dien volcke, dat vrolijck sijn mach, diens de Heere haer Godt is.
Heere, wij dancken u voor alle uwe ontfangene weldaden, wij sijn te snoode de
minste van dien.
Heere, hier sijn wij ende de kinderen die ghij ons gegeven hebt en het huysgesin
dat ghij ons verleent hebt, om te doen uwen wille en u werck te volbrengen. Wij
begeeren uwe name te vreesen, wij en ons huys willen u dienen.
[fol. 27v\
Geeft ons te eten van dat verborgen manna en schrijft op den keursteen onses her
ten dien nieuwen naem die niemant en weet dan die hem ontfangt.153
Leert, ons Heere, onse dagen tellen opdat wij ons herte tot wijsheyt neygen.154
Heere, leert ons sterven eer wy sterven opdat wy sterven connen als wy sterven
moeten. Wy sien dagelijckx andere voor ons gaen totdat het onse beurte ooc eens
worden sal. Geeft ons dieshalven een herte dat hem vreese voor uwen woorde,
opdat ghij ons vint wakende als ghij comt.
De Godtsalicheyt met genoechsaemheyt is een groot gewin, dewelcke de belofte
heeft van dit en van het toecomende leven.155
Geeft Heere dat dat ons opperste goet zij, het eynde onses geloofs, de salicheyt
onser zielen.
Legert uwe heijlige engelen rontom ons, dat se ons dragen op hare handen.
[fol. 28r\
Legt uwe's linckerhant onder onsen hoofde ende uwe rechterhant omvange ons.
Heere spreeckt vrede tot onse ziele opdat wij hiernamaels genade bij U mogen
vinden.
Bekeert ons Heere, soo sullen wij recht bekeert sijn, want bij U is vele vergevinge,
opdat men U vreese.156