MEMORIAEL
[fol. 38v\
te Rama' etc. Heere, geeft dit kint ooc op te groeyen in uwe vreese, een geheylichde
des Heeren, om U, haren Godt, te verheerlijcken, hier afgesondert van de kindren
des werelts, hiernamaels bijgevoegt bij de kindren des hemels, hier uutwoonende,
bij U inwoonende, hier haren necke buygende onder Uwe gehoorsaemheyt, hierna
maels haer hooft opheffende om u aenschijn in eeuwige vreuhde te aenschouwen,
amen. Dit kint hebbe ic tot een doopgifte gegeven een silvere schale en een pap-
commeken en lepelken.
In Goes 1659 op den 19 november, op eenen woonsdachvoormiddach ten half
elven, is mijn soon Joannes Thielenus' huijsvrou Susanna van Baerle verlost van
haer tweede kint, sijnde een wel geschapene jonge dochter, in haerlieder woonhuys
in de Wijngaertstraet bij de Koepoorte, ende is gedoopt des anderen daechs van mr
Joannes Leydecker die sijnen text hadde Jesaja 38, 17: 'Siet in vrede is mij de bitter-
heyt bitter geweest' etc. Ende wert genaemt Susanna. De getuygen sijn mijn soon
Wilhelmus Thielenus ende des kints outgrootmoeder juffrou Rachel le Rideur, om
wekkers absentie wille ic het kint ten doope hebbe gepresenteert. Wel dan
[fol. 39r]
Susanna, uwen naem beteeckent roose. De roose is de edelste onder de bloemen
en haren reuck verquickt de hersenen, soo wensche ic u ooc te sijn een roose onder
de menschen, een der edelste in u geslachte, wiens reuck der godssalicheyt mach
verquicken, de hersenen uwer ouderen om vreugde te baren in haere herten, en u
ziele te bevrijden van alle smerte.
In Middelborch 1660, op clen 23 van appril op eenen vrijdach, 's morgens ten 7
uren is mijn dochter Sara Schorer verlost van haren sevenden sone, doch achtste
kint, woonende in haer eygen huijs in de Molstrate, en is gedoopt van meester
Maille, predicant op de Eede op den 25 deser, op eenen sondachnamiddach, in
de Oude kercke, hebbende sijnen text Matthei 25, v. 41: 'Dan sal hij seggen tot
diegene die ter slinckerhant sijn, gaet wech van mij, ghij vervloeckte, in het eeuwige
vier, 'twelck den duyvel ende sijnen engelen bereyt is'. Dit kint is genaemt Isaac, de
getuygen sijn mijn soon Johannes Thielenus ende mijn dochter Elisabeth Biscop.
Met droefheyt schrijve ic dit, omdat mijn lieve dochter den vijfden
[fol. 39v\
dach van haer craem, sijnde de 27 appril, op een dynsdach, 's avons ten 5 uren, in
den Heere christelijck is ontslapen. Hebbende haer verstant tot een ure voor haer
doot, out sijnde 30 jaren min dry maenden, ende is begraven den 5 dach van mayo,
op eenen woonsdach in de Nieuwe kercke, int graff van haer mans vader, oom
Schorer. Die haer hebben ter aerden gedragen sijn dese naervolgende persoonen:
diaconen, Jaques Firens, Jochem Leydecker, Govert Lacher, Geleyn Bogaert, Adri-
aen van de Heuvel, Matthijs Jacobsen, Jan Blondel, Piter Jansen la Meij, Cornelis
Kouwenborch, Mechiel Panneel. Tot hier toe heeft haer de Heere geholpen ende
gebracht, o Godt, geeft ons die noch overblijven in dit dal der tranen van uwen
geest geleyt te mogen worden, opdat wij daerdoor mogen weten dat wij kindren
Godts sijn. Rom. 8, 14. O Godt, o mijn Godt, geeft dat dese ses nagelaten sonen