Amazonia als internationaal conflictgebied1
73
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog tussen Spanje en de Republiek der Zeven Ver
enigde Nederlanden (1568-1648) werd Portugal in 1580 door koning Filips II van
Spanje ingelijfd, waardoor dat land vanaf dat jaar als vijand van de Republiek werd
beschouwd. Door wederzijdse economische vermoeidheid werd die oorlog tussen
1609 en 1621 door een Twaalfjarig Bestand genoemde wapenstilstand opgeschort.
Spanje slaagde er niet in de opstandige Republiek te bedwingen, maar bewerkstel
ligde daarentegen door zijn vijandigheid de weerstand en strijdvaardigheid van de
Republiek. Gaandeweg ontwikkelde de jonge natie zich tot een welvarende econo
mie met een grote handelsvloot.
Tot 1580 hadden Nederlandse koopvaardijschepen zich vrijelijk naar Portugese
havens kunnen begeven, maar sinds de Spaanse annexatie werden zij daar steeds
meer geweerd. Ondertussen hadden zij zich daar echter wel van koloniale waren uit
Azië, West-Afrika en Brazilië kunnen voorzien, en zelfs als transporteur van suiker,
verfhout en tabak kunnen deelnemen aan de scheepvaart tussen Rio de Janeiro,
Bahia en Pernambuco naar Lissabon. Zij kenden die route en de Braziliaanse havens
dus terdege, en ook het traject langs de Braziliaanse noordkust en de Wilde Kust
naar Venezuela, dat zij op clandestiene bevoorradingstochten naar de zoutpannen
van Punta de Araya plachten te bevaren. Aldus hadden zij ook het uitgestrekte en
vrijwel onontgonnen en onverdedigde mondingsgebied van de Amazone bezocht.
Portugal beschouwde dat gebied als zijn eigendom, maar Portugal behoorde zoals
gezegd sinds eind 1580 tot de vijandige Habsburgse Monarchie. Daarom achtte de
Republiek zich gerechtigd desgewenst landbouwkoloniën in Amazonia te stichten.
Indiaanse arbeidskrachten waren er immers volop, werkwillig en goedkoop aanwe
zig, en het land leende zich goed tot verbouw van suiker, tabak en katoen. Door
die producten zelf te laten verbouwen konden de Nederlanders zich aan de steeds
strengere embargo's van de Iberische overheden onttrekken, en de Noord-Neder
landse markten van winstgevende goederen voorzien. Vooral de Zeeuwen toonden
zich in zulke landbouwkoloniën geïnteresseerd.
In 1585 hadden Spaanse troepen immers het calvinistische Vlaamse bolwerk Ant
werpen veroverd, waardoor tienduizenden ondernemers, kapitalisten, kooplieden
en wetenschappers daarvandaan naar de Republiek waren gevlucht. Hun komst
had er de economie, de industriële ontwikkeling en de vraag naar tropische pro
ducten als ruwe suiker uit Brazilië gestimuleerd. De Spaanse acties in Vlaanderen
hadden bovendien Engelse reacties op de overval teweeggebracht, met name in
Zeeland. Om een effectieve blokkade van de waterweg van en naar Antwerpen te
garanderen, hadden de Engelsen een legermacht van 6.000 man naar de Republiek
gestuurd, onder beding dat zij het recht kregen Vlissingen, Rammekens en Den
Briel als pandsteden te bezetten. De Engelse bezetting van die plaatsen duurde tot
1616, en in die periode introduceerden de Britten er de bevlieging van het pijpro
ken, en daarmee de vraag naar dat andere Braziliaanse exportgewas, tabak. Suiker
en tabak konden op grote schaal in Amazonia geproduceerd worden, evenals plant
aardige verfstoffen als indigo, fernambuk en orleaan, waarnaar uit de textielsteden
in Holland steeds grotere aanvraag kwam.