74 AMAZONIA Handel kan men op meerdere wijzen bedrijven. Men kan zijn waren op de vreed zame wijze van loven en bieden in een stapelplaats verwerven, maar men kan ze zich ook op de agressieve wijze van kapen op zee of bezetten van overzeese wingewesten toeëigenen. In de Republiek neigde de handelsstad Amsterdam meer tot de vreed zame, en het maritieme Zeeland meer tot de agressieve methode. Een typisch ver tegenwoordiger van de militante methode was de Walchenaar Jan de Moor (circa 1577-1644), burgemeester van Vlissingen, koopman, reder van een kapervloot, en sinds 1626 bovendien bewindhebber van de West-Indische Compagnie. Toen in 1616 de Engelse pandsteden waren ingelost, kwamen in Vlissingen veel afgezwaaide Britse ambtenaren en militairen beschikbaar die bereid waren om onder auspiciën van Jan de Moor hun heil in een Zeeuwse landbouwkolonie in Essequibo of aan de Amazone te beproeven. Want samen met zijn compagnon Pieter Boudaen Courten had De Moor inmiddels in de door hen niet als Portugese kolonie erkende Ama zonedelta enkele plantages gesticht, zoals Tauregue alias Gurupa nabij de monding van de Rio Jarl op de westgrens van de hedendaagse Braziliaanse deelstaat Amapa, en bij de forten Nassau en Oranje in het mondingsgebied van de Rio Xingu in de deelstaat Para. Dankzij werkwillige indianen konden die ondernemingen gedu rende een tijdlang profijtelijk geëxploiteerd worden, totdat de Portugezen in 1623 de plaatsen Nassau en Oranje aan de Xingu veroverden en vernietigden, evenals de plaats Tauregue alias Gurupa in 1629. Veel Engelse en Zeeuwse kolonisten kwamen daarbij om het leven, en ook werd een aantal van hen gevangengenomen, waaron der Jacob van der Keere, Gedion Morris de Jonge, en John Maxwell. Tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) hadden Hollanders en Zeeuwen vol op koopvaardijtochten naar Brazilië kunnen maken. In die periode hadden zij alle gelegenheid gehad de noord- en oostkusten van Zuid-Amerika en de belangrijkste havens in die gebieden te verkennen. In het zuiden waren zij in de monding van de Rio de la Plata geweest, en in het noorden hadden zij de delta van de Amazone bezocht. Hun aanwezigheid en activiteiten waren de autoriteiten van de Habsburgse Kroon, waar Portugal in die jaren toe behoorde, allerminst ontgaan. In toenemende mate begon de regering in Madrid over de vele buitenlandse schepen uit de Repu bliek, Engeland en Frankrijk voor de Braziliaanse kusten ongerust te worden. Want zij realiseerde zich dat de oostkust van Zuid-Amerika de Atlantische verdedigings gordel voor de zilvermijnen van Potosf in de Andes was, die sinds het midden van de zestiende eeuw de belangrijkste bron van inkomsten voor de Spaanse Monarchie waren. Zilver heet plata' in het Spaans, en niet voor niets heet de Rio de la Plata daarom Zilverrivier, want langs zijn bovenstroom kan men de zilvermijnen in de Andes bereiken. Een andere toegangsweg naar de Andes bood de Amazone. Om die reden moesten alle buitenlandse infiltranten uit hun mondingsgebieden verwijderd worden. Daarom vernietigden de Portugezen in 1623 de Zeeuwse ondernemingen Nassau en Oranje aan de Xingu, werd de Franse kolonie Sao Luiz in Maranhao in 1625 door Spaans-Portugese troepen veroverd, en was in 1629 Gurupa alias Taure gue aan de Amazone voor verwijdering aan de beurt gekomen. In 1629 was John Maxwell, Brits onderdaan in dienst van de Zeeuwse plantage Gurupa van Jan de Moor, door Portugezen gevangengenomen en naar de stad Sao Luiz in Maranhao gebracht. Daar had hij zich als arts mogen vestigen. Begin 1637 had hij geheel onverwachts van gouverneur Jacome Raimundo de Noronha het verzoek ontvangen een verzwakte Spaanse mineraloog die daar zojuist per kano uit

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2013 | | pagina 76