78
AMAZONIA
In het Verdrag van Tordesilhas van juni 1494 hadden Portugal en Castilië met
pauselijke goedkeuring en bekrachtiging hun invloedssferen in Zuid-Amerika langs
een lengtegraad op 370 'léguas' (1 légua is circa 6 kilometer) ten westen van de
Kaapverdische Archipel bepaald. Daarmee was globaal de oostkant van het conti
nent van de monding van de Amazone tot de monding van de Rio de la Plata aan
Portugal toegewezen. Dat verdrag was echter een zuiver Spaans-Portugese aange
legenheid, waar andere Europese naties zich niet aan wensten te houden. Vanaf
het einde van de zestiende eeuw stichtten ook landen als Frankrijk, Engeland en
Nederland volksplantingen aan de Braziliaanse kust. Mettertijd stelden de Portu
gese en Braziliaanse autoriteiten alles in het werk om die door hen als onwettig
beschouwde enclaves op hun grondgebied te vernietigen. In de jaren zestig van de
zestiende eeuw werd de Franse kolonie van Durand de Villegagnon aan de baai
van Rio de Janeiro geliquideerd, en in 1614 die van Daniel de La Touche de La
Ravardière aan de kust van Maranhao. In de periode tussen 1620 en 1630 werden
ook de her en der in de Amazonemonding liggende Anglo-Zeeuwse landbouwko
loniën van Jan de Moor opgerold. Daarbij vielen veel slachtoffers, en werden ook
krijgsgevangenen gemaakt. Gedion Morris en Jacob van der Keere hoorden tot die
laatste categorie, en ook in hun teksten genoemde personen als Roger Frye (A6,
Dl2), Ralph More (A9), John Maxwell (E4), en een anonieme Engelse zilversmid
uit Belém (A13).
De vijf documenten die in artikel behandeld worden, bevinden zich in het archief
van de Oude West-Indische Compagnie in het Nationaal Archief in Den Haag,
toegangscode 1.05.01.01inventarisnummer 46.9 Twee ervan werden geschreven
door de Engels-Zeeuwse WIC-functionaris Gedion Morris de Jonge, die tussen
1629 en eind november 1636 als gevangene der Portugezen in Noord-Brazilië had
doorgebracht. Gedion Morris de Jonge was waarschijnlijk de zoon van Gedion
Morris, vanaf 1605 notaris te Vlissingen.10
Drie ervan werden geschreven door de Zeeuw Jacob van der Keere, die tussen 1624
en medio 1637 eveneens als gevangene der Portugezen in Amazonia had doorge
bracht. In chronologische volgorde betreft het de volgende stukken:
A. Gedion Morris de Jonge, Middelburg, 22 oktober 1637. Korte beschrijving van
enkele in Noord-Brazilië gelegen Plaatsen. Doe. 11, 24 bladzijden.
B. Jacob van der Keere, Vlissingen, 31 januari 1638. Korte uiteenzetting over zijn
project in Noord-Brazilië gelegen plaatsen te veroveren. Doe. 10, 10 bladzijden.
C. Jacob van der Keere, Middelburg, 10 september 1638. Brief aan de Bewindheb
bers der Zeeuwse Kamer van de WIC met verzoek zijn onder B vermelde verove
ringsproject mondeling te mogen toelichten. Doe. 9bis, 4 bladzijden.
D. Jacob van der Keere, Vlissingen, november 1638. Beschrijving van Maranhao en
de Amazone. Doe. 9, 27 bladzijden.
E. Gedion Morris de Jonge, Vlissingen, 13 februari 1640. Korte beschrijving van
Maranhao [en Para]. Doe. 12, 27 bladzijden.
Het voornaamste doel van deze documenten was de WIC-directeuren van de wen
selijkheid te overtuigen genoemde winstgevende gebieden voor de Compagnie te
veroveren. Ook bieden zij een grote rijkdom aan gegevens over de historische, eco
nomische, demografische, geografische, politieke en militaire omstandigheden in
deze gebieden.11