AMAZONIA 85 te leiden, en durfde hij het aan schepen met een diepgang van 14 a 15 voet de Amazonemonding binnen te loodsen (B8). Veertien lange jaren had hij 'in druck en armoede' (D2) en 'noot en swaricheyt' (D27) voor de Portugezen dwangar beid moeten verrichten, waarvan korte tijd aan de Amazone (D25), ongeveer vier jaar bij de suikermolens langs de Rio Itapecuru (Dl3), en acht jaar op het eiland Maranhao (B10). Met andere gevangenen had hij onder Portugese bewaking de circa 500 kilometer lange bosweg van Belém naar Sao Luiz te voet moeten afleggen (D19). Kennelijk had hij later bewegingsvrijheid gekregen, want op Maranhao had hij 'alle creecken ende rivieren doorswarmt', alle hinderlagen doorvorst, alle wegen en paden verkend (B2), en in de hoofdstad alle 'stegen, wegen ende rendevoesen bij dage ende nachte' (B10) doorkruist. Een betere gids kon men zich kortom niet wensen. Bovendien had hij in de loop der jaren goed Portugees en Tupi leren spreken, en onderhield hij 'heijmelijck verstant met die Portegiesen als insgelijcken met de princepaelste indiaenen die moede sijn van heur tirannich gouvarnement aldaer' (Bil). Alsoo Mijn Heeren hebben gelieven mij te belasten een beschrivinge te doen van allhetgene ick gesien ende bestaen hebbe aengaande de plaetsen van Marinjón en Parrd soo hebbe niet connen nae- laeten Mijne Heeren 'tgene ick door experiëntie hebbe besocht, te verstaen te geven (D2). Zijn veroveringsplan was aan een strak schema onderworpen en verried kennis der lokale geografie. Vanuit Nederland zou hij met zijn schepen en strijdmacht van 800 man naar het Portugese fort Sint Sebastiaan in Ceara, op honderd Duitse mijlen van Maranhao, zeilen. Dat fort werd door slechts 25 soldaten en vier stukken ver dedigd. Hij zou er landen, het fort veroveren, zijn troepen verversen, en zijn leger met 200 a 300 onderdrukte indiaanse horigen aanvullen (BI). Vervolgens zou hij langs de kust naar het eiland Maranhao doorvaren, zijn volk daar aan de noordkant op het strand van Tapari' aan land zetten en met hen over de weg naar de stad Sao Luiz opmarcheren. Daar stond het woonhuis van de gouverneur van Maranhao en Para. Ter intimidatie moesten zijn schepen ondertussen even buiten het bereik der vuurmonden op het fort Sao Filipe voor anker gaan. Daarna zou hij de stad en haar forten doen innemen (B2). Aansluitend zou hij met een deel van zijn volk in kano's en barken naar de tegenover de zuidkant van het eiland uitmondende Rio Itapecuru oversteken om de rust en orde op de daar aanwezige suikermolens te garanderen. Die waren immers goed voor een jaarproductie van ongeveer dui zend kisten geraffineerde suiker. Aan de monding van die rivier had een fortje met vijftien a zestien stukken gelegen, maar sinds kort was dat ontmanteld en verlaten (B2). Gelijktijdig zou hij één a twee schepen naar de westelijke overwal Tapuitapera sturen om de Portugezen op de daar liggende plantages 'in heur geweldt te bren gen'. En ter afronding zou hij één van zijn schepen met buitgoederen als suiker, katoen en tabak naar het vaderland laten gaan (B3). Na Maranhao en zijn hoofdplaats Sao Luiz moest Para met de hoofdplaats Belém veroverd worden. Met achterlating van een behoorlijk garnizoen en na inlijving van opnieuw een contingent indiaanse horigen zou hij zijn reis naar de Amazone vervolgen (B4). Daar zou hij zijn volk op één Duitse mijl afstand van Belém aan de baai van Una aan land zetten, over de weg laten opmarcheren, en de schepen ter intimidatie voor de stad laten ankeren (B6). Belém telde nog geen tweehonderd

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2013 | | pagina 87