92
AMAZONIA
inwoonders, soo op het eijlant als op het vaste lant, hare hoffsteden met alderleij
lieflijcke gesonde vruchten, abondantie van lijfftochte, tam ende wilt vee in over-
vloet, ende veelderleij gevogelte, hare plantatiën van suijckerriet, taback ende cot-
toen, hetwelcke de slaven der indianen2 planten ende onderhouden.
De indianen belangende tot de Marian sijn na mijne gissinghe wel thienduijsent,
soo slaven als vrije. De vrije indianen sijn meest verdeijlt in dorpen, eenighe lig
gende op 't eijlant, andere op 't vaste lant ende in de riviere van Tapecrou. In dese
riviere plach een sterck fort te zijn ten tijde van de gouverneur Francisco Fellippe
de Carravallio3, maer 'tselve na sijn doot in october 1626 geraseert. [p. 04], De
sone van dese voorschreven gouverneur4 is vertrocken den eersten november 1636
naer West-Indiën om hem daer te vougen bij de vlote die iaerlix van de Havana
comt, voerende met hem twee caravellen gheladen met taback, slaven in groote
menighte, ettelijcke kisten met stucken van achten, groote quantiteijt ambergrijs,
goudt, juwelen ende silver.
Boven het voorszegde getal van indianen die de Portuguesen onder hare subiectie
hebben, soo sijnder in de riviere van Tapekrou ende andere omliggende rivieren te
landewaerts verscheijden natiën van indianen rebellerende teghen de Portuguesen,
ende somtijts vallende in de indiaensche dorpen gelegen bij de Marian, dootslaende
ende gevangennemende alle die sij connen krijgen; dit gedaen hebbende retireren
hun in de bosschagiën. De voornaemste van dese, ghenaemt Corrories5, sijn groot
ende sterck ende seer wreet van costuimen; een andere natie, dese gelijck van cos-
tuimen doch niet soo sterck, lanck ende smal, genaemt Kakaijos6, dese houden
haerselven oock ontrent de riviere van Tapekrou; ende uut oorsake van dien soo en
hebben de Portuguesen noijt de riviere van Tapekrou ontdeckt boven de tsestich
mijlen opwaerts.
Doch ick hebbe een Franse collonel hooren seggen, \p. 05] ghenaemt Samuel
Charles de Hebbert, tegenwoordich in dienst van de coninck van Polen7, dewelcke
in de voorszegde Marian heeft ghewoont aleer de Portuguesen deselve conquisteer-
den, dat hij is opgeweest in de riviere van Tapecrou meer dan vierhondert mijlen,
ende van daer gebracht heeft een minerael aen den coninck van Vranckrijck hetwel
cke niet meer dan thien ten hondert afganck hadde van puer gout; waerop dat een
edelman genaemt La Verdiere^ gesonden wiert als gouverneur over een compagnie
omme in de voorszegde Marian een stercke colonie te planten, door order van den
coninck. De voorszegde Samuel Charles de Hebbert, siende hoe dat hij niet en wert
gheavanceert voor overste, ende dat hij alleen dese mijne hadde gediscouvreert,
nam dadelicke oorsaeck om heijmelick te vertrecken naer Hooch-Duijtslant alwaer
hij het tsedert heeft gehouden. Ende alsoo en is de voorszegde mijne noijt daerna
meer gheopent geweest.
Ten anderen soo sijn er totte Marian behoorende vijff suijckermolens dewelcke
iaerlicx ontrent eenduijsent kisten suijcker maecken; bovendien eenduijsent en
ettelicke hondert rollen taback, het eene jaer meer [p. 06] dan het andere. De cat-
toenen sijn hier overvloedich, soodat men jaerlicx twee schepen daermede soude
connen affladen. Annotto ister weijnich doordien de Portuguesen hetselve niet
doen planten. Bovendien isser goede quantiteijt gingiber, wilde potades die men in
purgatiën gebruijckt, verscheijden soorten van oliën, ende een soorte van balsem
alsoo goet is na t raport der Portuguesen als die van Arabia, sijnde seer koste-
lick ende medicinael; menigerleij soorte van gomme die seer goet is, verscheijden