82 WAARDE VAN HET VERLEDEN werking in latere eeuwen tot onderwerp van zijn colleges te maken (dit was con form zijn aanstelling), maar behandelde feitelijk de gehele vaderlandse geschiedenis vanuit het perspectief van verdragen en andere diplomatieke stukken. Aanvankelijk had hij zich als collega van zijn zwager Valckenaer beperkingen opgelegd, maar na diens dood, toen Luzac aantrad, kondigde Kluit in zijn nieuwe collegereeks de uitbreiding van zijn onderwerp aan met de toevoeging, de stof te bespreken aan de hand van een als uitgesproken orangistisch bekend staand boek.46 Luzac protesteerde. Bij dit conflict moet aangetekend worden dat de Leidse universiteit in die periode zo n twintig hoogleraren kende, die een traktement ontvingen dat aangevuld werd met de gelden van de studenten die zich inschreven voor hun col leges. Het salaris van Kluit bedroeg f. 1600 per jaar, maar het aantal studenten dat hij trok, was zeer gering, waardoor zijn inkomsten relatief laag waren. Financieel waren Kluits Leidse jaren beduidend minder florissant dan zijn Middelburgse tijd. De uitbreiding van zijn college-onderwerp kan wellicht mede gezien worden als een poging hierin verandering te brengen. Luzac maakte aan het begin van het nieuwe studiejaar bij de curatoren bezwaar tegen de annexatie van zijn vakgebied. Nota's en brieven gingen heen en weer en de kwestie ziekte een jaar door, terwijl ondertussen Kluits college werd verboden. Het conflict, dat door een krantenbericht ook publiek werd, eindigde met een beperking van Kluits leeropdracht en een financiële compensatie.47 Kluit meende dat jaloezie een rol speelde bij Luzac.48 Ondertussen waren de internationale politieke verhoudingen ingrijpend aan het veranderen en ook daarvan ging Kluit de gevolgen ondervinden. De Republiek der Verenigde Nederlanden met een regentenbewind en een stadhouder werd na de omwenteling in 1789 door Frankrijk als een tegenstander beschouwd. Het Franse revolutionaire bestuur verklaarde ons land de oorlog en op 1 februari 1793 trok het Franse leger de Republiek binnen. De patriotten zagen bondgenoten in de Fransen. De komst van het Franse leger was aanleiding om in vele dorpen en steden een vrijheidsboom op te richten. Uiteindelijk bleek de positie van de Fransen echter onhoudbaar en tegen het einde van maart 1793 waren de troepen al weer vertrok ken, en daarmee verdwenen ook de vrijheidsbomen. Anderhalf jaar na dit vertrek viel het Franse leger (met het Bataafse legioen) in augustus 1794 opnieuw de Republiek binnen, ditmaal onder leiding van generaal Pichegru. Door de strenge winter vroren de rivieren dicht, waardoor het Franse leger ook naar het noorden kon trekken en in januari 1795 Utrecht innam. Daar werden de Fransen enthousiast onthaald met vlaggetjes en emblemen van de revo lutie. Revolutionaire comités namen de macht over en orangistische bestuurders en notabelen namen de vlucht, hoewel zij in het algemeen ongemoeid werden gelaten. De in Franse dienst zijnde Nederlander Daendels kon door overreding Amsterdam aan zijn zijde krijgen. Uiteindelijk kozen de Staten-Generaal de kant van de revolu tie en vluchtte stadhouder Willem V naar Engeland. Er werd een patriottische rege ring ingesteld, die de naam van de Republiek veranderde in Bataafse Republiek. Voor professoren aan de Utrechtse en Leidse universiteit met een uitgesproken poli tieke opvatting braken nu moeilijke tijden aan. Kluit publiceerde in deze turbu lente jaren twee geschriften die niets te raden lieten over zijn opvattingen. Zowel in De rechten van den mensch in Frankrijk geen gewaande rechten in Nederland (1793)

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2014 | | pagina 84