90
WAARDE VAN HET VERLEDEN
gen over het orangisme en het patriottisme scherp te omschrijven.62 Wellicht ligt de
oorzaak in het Zeeuwse forum en de tijdsomstandigheden, waarin een diplomatieke
benadering opportuner was. Het is ook niet ondenkbaar dat Lambrechtsens eigen
positie een belangrijke rol in zijn benadering heeft gespeeld. Sommigen noemden
hem ronduit patriot, anderen waren genuanceerder, maar van Kluits opvattingen
zal hij zeker geen aanhanger zijn geweest.63
Er is nóg een opvallend element in Lambrechtsens herdenkingsrede: hij memoreert
eveneens een van de andere slachtoffers van de Leidse ramp, Kluits opponent Johan
Luzac, ook lid van het Genootschap. En hoewel Luzac duidelijk minder aandacht
krijgt in de memorabele rede, lijkt de spreker meer verwantschap met en sympathie
voor Luzac te voelen. Het laatste deel van de toespraak sluit niet uit dat na een korte
pauze de herdenking van Luzac nog meer aandacht heeft gekregen.
In de hier afgedrukte tekst is het gebruik van hoofdletters gereduceerd, al is dikwijls
niet goed vast te stellen wat kapitaal is en wat onderkast. Soms zijn ten gerieve van
de leesbaarheid komma's weggelaten of leestekens toegevoegd. Wat in het hand
schrift onderstreept is, is hier cursief geplaatst. Woordverbindingen, afwijkende
spaties en enkele andere eigenaardigheden (zoals het trema bij een aantal samen
stellingen) zijn zoveel mogelijk gerespecteerd, tenzij de leesbaarheid om een kleine
ingreep vroeg. Een lang Latijns citaat uit een publicatie van Kluit en enkele lange
Latijnse titels van publicaties zijn weggelaten (aangeduid met Het lange slot-
citaat uit Kluits Latijnse oratie over het begraven is wel opgenomen, met daaronder
Kluits eigen vertaling.
Tekst
Ter nagedagtenis van den Hoogleeraar Mr. Adriaan Kluit omgekomen in den Ramp
te Leyden den 12 Januarij 1807
in 't Perpetueel Comité voorgelezen den 4. Februarij 1807
door
Mr. N. C. Lambrechtsen
Voorzitter van 't Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen
Mijne Heeren!
In de vorige bijeenkomst nam ik de vrijheid Uwen aandagt te bepalen op het bij
zonder voorregt onzer maandelijksche bijeenkomst, dat wij in het afgeloopen jaar
niemand door den dood hadden verloren.
Thans oordeele ik mijnen pligt, U te herinneren aan het onwaardeerbaar verlies van
twee der uitmuntende Leden onzer Maatschappij.
De noodlottige dag, die op den 12. der afgeloopen Louwmaand, hoe ongelukkig
Leyden zoo deerlijk verwoestte heeft ook op het onverwachtst, een einde gemaakt
aan het nuttig en werkzaam leven van twee doorluchtige Mannen, die op de Naam
lijst onzer Leden zoo luisterlijk schitterden, Cieraden beiden van Leydens Hooge-
school.
Kunt Gij, Mijne Heeren! U de allerverschrikkelijkste verwoesting herinneren, zon
der onder de menigvuldige slagtoffers van dat rampzalig oogenblik te denken, met
hartelijke droefheid te gedenken aan het deerlijk uiteinde van de door geleerdheid