111 '1899. September. 6. Woensdagavond, onder hevig onweer geboren op de Korendijk', aldus de opening van een overzicht van zijn leven tot dan toe, dat Pieter Jacobus Meertens omstreeks 1921 opgetekend heeft in een schrift.1 Het schrift is opgedeeld in kolommen, beginnend met een voor jaartallen. Meertens was ge noemd naar zijn grootvader en een overgrootvader van vaderszijde, Pieter Meertens en Jacobus Swaan. Een geliefde familieanekdote wilde, dat het zo hevig onweerde tijdens zijn geboorte dat de vissen uit de gracht sprongen. Het was een omen dat de boreling een groot man zou worden, maar Meertens heeft altijd bescheiden gezegd dat het voorteken niet is uitgekomen. Zijn moeder vertelde tientallen jaren later echter dat hij een wonderkind was geweest. Misschien doelde ze op het feit dat Pietertje - zoals zijn grootvader hem noemde - een wolk van een baby was, die veel bewondering oogstte. Hoewel zeker intelligent, met bijzondere eigenschappen, was hij in zijn jeugdjaren echter in niets een uitblinker. Wat er ook van zij, op die zesde september onweerde het hevig boven Zeeland en elders, tot Parijs aan toe, en her en der werd flinke schade aangericht.2 Het waren hete dagen geweest in augustus en begin september 1899. Om te beko men van de hitte was Adriana Meertens-Mak de avond voor de geboorte van haar eerste kind nog wezen uitpuffen op De Hoop, de werf van haar vader op de Punt, waar het vlak aan het water wat koeler was. Niemand had op dat moment in de gaten dat de komst van de kleine al nabij was. De volgende ochtend verliep de be valling zo voorspoedig, dat de baby ter wereld was gekomen toen haar man, Karel Meertens, nog weg was om de dokter te halen. Het was nog net geen geboorte als bij donderslag, maar ze kwam wel veel te vroeg. Karel Meertens en Adriana Mak waren pas vijf maanden getrouwd. Piet Meertens was de vrucht van een 'moment van zinnelijke vervoering'. Dat is een omen met veel ernstiger gevolgen gebleken. Gedwongen huwelijken waren in Zeeland welis waar verre van ongewoon, maar hij 'schaamde zich [er]over en maakte [er] zijn ou ders in zijn hart een verwijt over', toen hij opgroeide en 'de jaren des onderscheids bereikte', aldus de forensisch psychiater Herman van der Sterren in het najaar van 1940 na Meertens' aanhouding volgens Nederlandse strafwetgeving op beschuldi ging van een zedendelict.3 Bovendien kwam het volgens Van der Sterren, een psy choanalyticus, voor dat ouders in een dergelijke situatie feitelijk hun kind verwier pen. Hij publiceerde enkele jaren na de oorlog - onder imprimatur van Anna Freud - een herlezing van Sophocles' drama van Koning Oedipus en een herinterpretatie van het Oedipuscomplex die mede op de zaak Meertens gebaseerd lijkt.4 Volgens de psychoanalyse schuilt in dat complex de oorzaak van homoseksualiteit. Het gezin werd na de geboorte van Piet verrijkt met de komst van Kees (1901), Wim (1906) en Mientje (1909). Hun bevallingen verliepen allemaal net zo voor spoedig als die van hun oudste broer. In 1914 kwam er nog een meisje ter wereld, doodgeboren. Iedereen weet dat aan het feit dat Meertens' moeder kort voordien van de trap was gevallen. Het was 'een groote teleurstelling' omdat 'onze moeder' graag nog een meisje had gehad. De gebeurtenis maakte een diepe indruk op de jonge Meertens. 'Ik heb haar nooit gezien, het kleine kindje dat niet eens een naam heeft gehad, dat slechts in de wereld gekomen is, om er tegelijk weer van te schei den', schreef hij op de dag af zeventien jaar later in zijn dagboek. Hij had haar elk jaar herdacht.5

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2015 | | pagina 113