MEERTENS 115 van volledig).16 Hun aantal is na de oorlog exponentieel gegroeid. Nadat Meertens in september 1974 in Amsterdam zijn 75e verjaardag groots had gevierd, boden zijn Zeeuwse vrienden hem op 2 november nog een diner aan in Middelburg. In de loop van zijn lange leven heeft Meertens een groot gezag toegemeten gekre gen - en zichzelf aangemeten - in Zeeuwse kwesties. Eigenlijk was er sprake van toe-eigening van al wat Zeeuws was, sinds hij in zijn studententijd een herden kingsartikeltje over Van Dale - naamgever van de gelijknamige woordenboeken die afkomstig was uit Zeeuws-Vlaanderen - in de NRC publiceerde.17 Hij werd op zijn 28e lid van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, nadat hij het een handschrift(je) had geschonken.18 Bijna dertig jaar later mengde hij zich in een pu blicatie in een discussie over herstructurering van het Genootschap op een manier die hem vervreemdde van Willem Unger, die toen secretaris was.19 Wel getuigde diens weduwe na zijn dood van de trouwe vriendschap die er desondanks tussen haar man en Meertens bestaan had.20 Eind jaren twintig bemoeide hij zich ook met de net opgerichte Zeeuwse dialectenvereniging en probeerde hij, vooral nadat de oprichters - onder wie de jonge dichter Leo van Breen - onenigheid kregen, vanuit Utrecht als bestuurslid de zaken naar zijn hand te zetten.21 Enkele jaren voor de oorlog raakte hij verwikkeld in een felle polemiek in Zeeuwse en nationale kranten met de net opgerichte Vereeniging tot behoud van Zeeuwsche kleederdrachten, waarmee hij zich de gram van velen op de hals haalde, ook van zijn kennis Sibold Smeding. Volgens Meertens wilde de vereniging vooral het toerisme stimuleren, hetgeen de ondergang van de klederdracht zou bespoedigen. Sibold Smeding schreef zelf niet minder dan vier grote artikelen tegen Meertens, die de polemiek begonnen was met wat als 'een torpedo' betiteld werd, omdat hij de vereniging al direct na de tewaterlating geprobeerd had tot zinken te brengen. Wie dacht die meneer in Amsterdam wel wie hij was, dat hij van achter zijn bureau meende te kunnen bepalen wat goed was voor Zeeland en zijn folklore?22 Gevraagd en ongevraagd zette Meertens na de oorlog zijn bemoeienis met het leven in Zeeland voort. Sinds zijn Zeeuwse Familienamen (1947) en nadat de naamkunde in 1948 naast dialectologie en volkskunde een eigen commissie had gekregen, zat hij overal in straatnamencommissies, ook in Middelburg. Hij verzamelde gedurende decennia een enorme hoeveelheid materiaal - tegenwoordig in de ZB Bibliotheek - voor de Encyclopedie van Zeeland, waarvan hij tot zijn diepe ergernis door voort durend uitstel de verschijning van het eerste deel nog maar net bij leven heeft mogen meemaken. Een dispuut in de jaren zestig over het voortbestaan van een onafhankelijk gymnasium in Middelburg ging niet voorbij zonder dat hij zijn duit in het zakje deed.23 In de jaren zeventig schreef hij als 'meelevend Zeeuw' een aan bevelingsbrief aan de minister van Binnenlandse zaken De Gaay Fortman voor de benoeming van een Zeeuw als commissaris van de Koningin in Zeeland. Men zou daar meer dan elders waarde hechten aan een commissaris die door geboorte, afkomst en inwoning met de provincie verbonden was. (Zijn kandidaat is het niet geworden.)24 Meertens was in Zeeland een veelgevraagd spreker zoals bij het 400-jarig bestaan van Arnemuiden en het 750-jarig bestaan van Middelburg. Tot aan het moment waarop hij in 1975 door zijn hersenbloeding geveld werd, zat hij in de begelei dingscommissie van Levien de Bree, die het eerste deel van Zeeland 1940-1945 heeft geschreven.25

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2015 | | pagina 117