116
MEERTENS
Zeeland heeft zijn zoon geëerd: Piet Meertens was laureaat van de Zeeuwse Prijs
voor Kunsten en Wetenschap 1963 voor zijn 'veelzijdige wetenschappelijke ar
beid op literair-historisch, taal- en volkskundig gebied voor en met betrekking tot
Zeeland'. De laudatio memoreerde dat hij niet alleen eigen werk had voortgebracht,
maar anderen tot inspiratie was geweest.26 De vele uitnodigingen voor spreekbeur
ten waren natuurlijk evenzovele eerbewijzen. Een twijfelachtig hulde was echter
het boek Meertens over de Zeeuwen, dat dertig bijdragen van zijn hand bundelde ter
gelegenheid van zijn 80e verjaardag in 1979. Het voorstel voor het boek was van
Meertens zelf afkomstig; omdat niemand subsidie wilde geven, heeft hij de uitgave
ook zelf betaald. Hij was met het resultaat en vooral de keuze van de hoofdstukken
niet tevreden. Zijn wensen waren genegeerd en hij voelde zich behandeld als een
onmondig kind.27
Meertens' Zeeuwse vrienden vergaten hem niet na zijn hersenbloeding in januari
1975. Afgezien van veelvuldig bezoek aan het verpleeghuis in Amstelveen, hebben
ze met enige regelmaat een verblijf in zijn huis op de Dam in Middelburg moge
lijk gemaakt. Na 1975 lijkt hij wat Zeeland betrof, echter snel in de vergetelheid
te zijn geraakt. Had de Provinciale Zeeuwse Courant nog een groot interview met
de 'sympathieke wetenschapper' Meertens gepubliceerd ter gelegenheid van zijn
aanstaande 75e verjaardag (kort voor zijn attaque), tien jaar later leverde zijn dood
niet veel meer op dan een opsomming van functies en activiteiten gedurende zijn
leven.28
De ambivalenties van Piet Meertens over Zeeland en over zijn jeugd zeiden vaak
meer over zijn actuele situatie dan over zijn verleden. Na zijn aanhouding in 1940
schreef hij in het Huis van Bewaring in Amsterdam, waarin hij ongetwijfeld de
donkerste uren van zijn leven beleefde, dat zijn jeugd tot de afschuwelijkste be
hoorde die men zich kon voorstellen. Nooit had hij anders dan in huiselijke narig
heid, ongenoegen, ruzie en armoede geleefd. De beweringen werden bijna letterlijk
overgenomen in het reclasseringsrapport dat toen over hem is opgesteld. Hoewel
de familie financiële zorgen heeft gekend, was de opmerking over armoede zeker
niet waar en al is huiselijk ongenoegen ruim zijn deel geweest, hij had tal van her
inneringen die van liefde en geborgenheid getuigen. Zijn heftigste uitvallen deed
hij in die maanden van gevangenschap over zijn vader tegenover de psychiater, die
zijn toerekeningsvatbaarheid moest beoordelen. Hij zou hem van jongs af als een
'tyrannieken [man], niet begrijpend onrechtvaardig en hard en zeer onsym
pathiek' en trouwens ook als 'zeer dom' hebben ervaren. De hele familie Meertens
ontbeerde volgens hem intelligentie. Volgens de psychiater 'maakte' hij zelf zijn
vader dom: hij lachte hem al jong soms vierkant uit in zijn gezicht. Tegenover de
reclasseringsambtenaar noemde Meertens zijn inmiddels 72-jarige vader 'nagenoeg
seniel'. 'We [hebben] van onze vader niet gehouden op die wijze als we het onze
moeder deden', noteerde hij bij diens dood in januari 1945, ook namens zijn broers
en zus. 'Zijn leven had sinds lang vrijwel geen zin meer noch voor hem zelf,
noch voor anderen.'
Later werd Meertens wat milder: bij zijn vaders herbegrafenis in Middelburg in
1947 stelde hij vast dat hij het hem vooral kwalijk nam hoe hij zijn moeder be
handeld had. Toen hij zelf zijn laatste jaren in het verpleeghuis sleet, noemde hij
zijn vader zelfs een goedige man, met hart voor zijn medemensen. Zelf voelde hij
zich toen, ondanks het feit dat hij halfzijdig verlamd en afatisch was - misschien