Tante Cor en de 'beoefening der genealogie'
MEERTENS
121
onder of juist boven straatniveau. In de mooiste - de blauwe - kamer sierde een
grote afbeelding van het offer van Abraham de schoorsteen. Hier bracht Adriana
Meertens-Mak Pietertjes broertjes ter wereld. In de woonkamer hingen twee litho's,
'Komen' en 'Gaan': een engel die een kind op aarde en een engel die een kind naar
de hemel bracht. 'Ze hingen ook bij onze grootouders. Klaarblijkelijk waren ze een
troost voor ouders die een of meer kinderen verloren hadden, er waren er maar
weinige voor wie dat niet zo was.' In andere kamers hingen grote schilderijen van de
negentiende-eeuwse Zeeuwse landschaps- en portrettenschilder Cornelis Kimmel
(1804-1877), van wie 'elke degelijke familie in de stad een of meer exemplaren
had'.
De inprenting van Arnemuijden op Meertens is ook een andere geweest dan op
grond van zijn telkens weer herhaalde klachten over zijn jeugd verwacht zou mogen
worden. 'Het rook er zo lekker, naar gemalen koffie, naar ontbijtkoek, naar gember,
naar saffraan, naar thee en wat verder maar reuk verspreidde. Altijd en nog steeds
ben ik gevoelig geweest voor geuren, die op de meest onverwachte momenten
oproepen aan een ver verleden dat plotseling herleeft.' Zijn hele jeugd verbond hij
met geuren, niet alleen die van de kruidenierswinkel maar van heel Middelburg:
de geur van het koffiebranden die de stad doortrok, de geur van teer maar ook van
rozen op de Punt, de geur van vers brood in bakkerswinkels, van specerijen in de
drogisterij, van stoffen in de lapjeswinkel. Al jong ontdekte hij dat de geur van elk
huis, vooral van een oud huis, anders was.
Geuren sloegen zich in zekere zin op in Meertens' lichaam om daarin - naar een
Nijhoffvertaling van Shakespeares The Tempest die hij ooit citeerde - van 'eender
maaksel als dromen' te worden, waaruit hij verleden en heden telkens schiep en her
schiep. Meertens heeft van kinds af aan bijzondere aandacht voor zijn dromen gehad
en sommige uit zijn kindertijd kon hij zich op hoge leeftijd nog tot in detail herin
neren. Juist in zijn jeugdjaren waren zijn dromen echter vaak angstig geweest. Zijn
aandacht voor zijn nachtelijke schimmen is in de jaren dertig gestimuleerd, toen
hij in therapie was bij de Adleriaanse psychiater dr. Ronge om zijn (veronderstelde)
minderwaardigheidscomplex, gevolg van zijn stotteren in zijn jeugd, te boven te
komen. Hij had toen geleerd zijn dromen te beïnvloeden, een vaardigheid die hij
na zijn hersenbloeding schreef kwijt te zijn. Hij had vroeger Freuds Traumdeutung
gelezen, beweerde hij in het verpleeghuis, maar erg veel duiding zat er niet in zijn
notities. Het zal hem echter niet ontgaan zijn dat volgens Freud zijn droomhuizen
geïnterpreteerd konden worden als symbolen voor het 'ik', lichamelijkheid en ero
tiek (maar dat gold natuurlijk bijna elk droomsymbool). Droomduiding latend
voor wat ze is, Meertens' huizen zijn meer dan een onderkomen geweest. Hij kon
er, net als op zijn geboortestad, hunkeringen, geheimenissen, gelukzaligheden,
angsten en breuklijnen uit zijn leven op projecteren, stof waaruit hij als volwassene
telkens wisselende identiteiten en poses schiep.
Niet lang na de geboorte van zus Mietje wekte tante Cor - Cornelie de Waal -
een achternicht van zijn vader, de uiteindelijk levenslange 'liefde' van de tienjarige
Meertens voor 'de beoefening der genealogie en der heraldiek'. Hij heeft daar zijn