Twee voorgeslachten
124
MEERTENS
aan The Bostonians (1885) van Henry James en verwees naar vrouwen die zich
door samenwoning aan materiële afhankelijkheid van een man konden onttrekken
en diep emotionele banden met elkaar aangingen. Wat de werkelijkheid ook was,
dergelijke relaties riepen geen seksuele connotaties op en werden met zekere tole
rantie bejegend.41 Meertens heeft trouwens ook nooit iets over tante Cors anglofilie
gezegd.42
Dankzij tante Cor kende Meertens zijn stamboom al jong en hij bleef daar details
aan toevoegen. Hij was afkomstig uit een geslacht dat al enkele eeuwen verblijf
hield in Middelburg. Voorvader Jaspar Maertens kwam uit een ander Middelburg
- in Oost-Vlaanderen - en had zich aan het begin van de zeventiende eeuw op
zijn 38e in het Zeeuwse Middelburg gevestigd. Jasper was wever, maar zijn enige
zoon verkoos het slagersvak en dat bleef ruim anderhalve eeuw van vader op oudste
zoon het familieambacht. De grootvader van Karel Meertens was aan het begin
van de negentiende eeuw nog slager, maar twee van diens zoons werden kruide
nier. Jongere zoons in opeenvolgende generaties zetten het slagersvak wel tot in
Meertens' jeugd voort.
Met uitzondering van tante Cor heeft Piet Meertens aan de familie van zijn vader
weinig woorden gewijd. Zijn vader had maar een zus; haar echtgenoot werd van
wege zijn bonhomie door iedereen leuk gevonden. Hij was zo kaal als een biljart
bal. 'Zijn succesnummer was dat hij [op feestjes] vroeg of zijn haar niet mooi in
een scheiding lag', herinnerde Meertens zich vele decennia later. Meertens heeft de
grootvader naar wie hij vernoemd was, nooit gekend, maar in zijn jeugd woonden
nog oudooms en -tantes en ook hun kinderen verspreid door de stad. Meertens'
vader sprak verre familieleden aan als neef en nicht, al had hij geen benul van de
feitelijke verwantschap. Naar toenmalige regels moest Pietertje zijn petje afnemen
als hij langs het huis van een familielid kwam, maar hij mocht niet inkijken. Van
zijn grootvader had Meertens een foto: een portret van een gedrongen man die
verschrikt lijkt te kijken naar iets dat buiten beeld gebeurt.
Aan grootmoeder Meertens heeft Meertens alleen flarden van herinneringen over
gehouden. Zij overleed in januari 1903, toen hij net drie jaar was. Hij kende haar
feitelijk alleen uit de verhalen van zijn eigen moeder. Die waren niet erg flatterend.
Adriana Mak was niet op haar schoonmoeder gesteld. Ze moet een harde, strenge
vrouw zijn geweest, maar Meertens gaf toe dat hij alleen zijn moeders woorden had
om op af te gaan. Wie hij ernaar vroeg, bewaarde wijselijk het stilzwijgen. Op zijn
zeventigste hoorde Piet Meertens van een oude man, die zijn grootmoeder in zijn
jongensjaren gekend had, dat ze 'een kreng' was geweest.
Hoe anders was het voorgeslacht van zijn moeder. Grootvader Cornelis Mak was af
komstig uit Slikkerveer in de Alblasserwaard uit een geslacht dat oorspronkelijk tot
de boerenstand behoorde. In de achttiende eeuw werden de Maks scheepsbouwers
en raakten geparenteerd aan grote families in die branche. Al op jeugdige leeftijd was
Cornelis werkzaam als dokbaas en scheepsbouwmeester in Katendrecht. In 1875
kreeg hij in Middelburg een aanstelling als baas over het grote Prins Hendrikdok
aan de Dam in Middelburg.43 'Baasje Mak' werd hij genoemd. Hij gaf leiding aan