Pietertje Meertens: ontdekkingsreiziger
MEERTENS
127
Afb. 3. Familie Mak, 1906. Piet Meertens midden, tussen zijn grootouders en ooms en tantes
Mak. Rechts Karel Meertens en Adriana Meertens-Mak en Piets broertje Kees. De ZB, Planbu
reau en Bibliotheek van Zeeland, rec.nr. 109792.
In zijn kinderjaren nam het hele gezin op zondag vaak de trein naar Vlissingen en
vanaf daar ging het met de boot naar Breskens of soms Terneuzen, en Karel wees
de kinderen terwijl zij aan dek stonden, de dorpen op Walcheren en in Zeeuws-
Vlaanderen aan. Van kleins af aan en ook in de laagste schoolkassen ging zijn moe
der met Piet en zijn broertje Kees op woensdag- en zaterdagmiddag wandelen in
de omgeving van Middelburg. Een- tot tweemaal per jaar ging de familie - meestal
met grootouders Mak - uit 'spelerijden' over Walcheren in een janplezier, een open
tentwagen met een koetsier met hoge hoed op de bok, en als ze na een lange dag
in de avondschemer terugkeerden, werd de wagen verlicht met kaarsen en vertelde
Pietertjes vader spookverhalen.
Een kind is een ontdekkingsreiziger, aldus Meertens, en zelf is hij van kleins af
aan gedreven geweest door nieuwsgierigheid. Pietertjes ontdekkingsreizen voerden
hem, vaak samen met vriendjes, door het doolhof van het huis Arnemuijden - 'het
paradijs van mijn kinderjaren' - dat met zijn grillige bouw ook in verhaalversie een
'allerwonderlijkst complex van ruimten vormde [en] vol schuilhoeken' was. Behalve
kasten doorzocht hij ook de secretaire van zijn vader, waarin hij diens collectie por
nografische prentbriefkaarten ontdekte, die toen door zijn moeder is weggegooid.
Anders dan hij in zijn verhaal Middelburg is maar een kleine stad beweerde, had hij
vanaf zijn kleuterjaren vele vriendjes, en hij kon ze node missen. Als twaalfjarige
richtte hij een 'vriendenkring' op, waarvan ook zijn broertje Kees lid was. Bram
Frelier - Brammetje - was zijn Middelburgse boezemvriendje, met wie hij tot na