precies voor dat zijn winst met een kwart zou stijgen als hij zijn zilver niet bij de
Amsterdamse Wisselbank zou onderbrengen, maar naar Middelburg zou sturen.10
Geleden schade
MARINEKAPITEIN
11
Het nieuws van de ramp deed niet alleen in de Republiek de ronde. In het weekend
van de ramp lag op de rede van Vlissingen een konvooier van de Engelse admi
raliteit, de Drake, die kort daarvoor enkele Engelse schepen naar Vlissingen had
begeleid. De commandeur van dit schip meldde de admiraliteit te Londen kort
na de ramp dat de Flushing (hier werd nog de oude naam van het schip gebruikt)
'belonging to that place, coming home from Cadez with a great store of silver,
was cast away on a sand entering into the Wellings, as also a Portugal prize that
was with her'.11 Vinckaert bleek dus niet alleen te zijn geweest, maar had ook een
gekaapt Portugees schip bij zich gehad! Een bijzonder nieuwtje dat opmerkelijk
genoeg wel in Engelse, maar niet in de bewaard gebleven Nederlandse bronnen
werd geboekstaafd.
Er lijkt bij rampen, waar en wanneer deze ook plaatsvinden, een bijna algemeen
menselijke behoefte te bestaan om berichten de wereld in te sturen met een als/
dan-karakter. De Mercurius van 1660 gaf in zijn jaaroverzicht over 1659 slechts een
kort verslag, maar kon het niet laten de ruzie van enkele Amsterdamse kooplieden
met een Spaanse jood te vermelden. De jood was bij de ramp omgekomen, maar
de kooplieden die vanwege de 'onlust' met hun lading waren overgegaan op een an
der schip, hadden anders dan de Spanjaard het vege lijf en hun zilver gered. Pieter
Macaré vond het nodig zijn brief met het ooggetuigenverslag van de overlevenden
min of meer met een verwijt te beginnen. Volgens hem moest Jan Vinckaert zo
nodig naar zijn thuishaven Veere. Als hij, gelet op de hagel en de draaiende wind,
om vijf uur 's middags besloten had om naar het Vlake te varen en naar Vlissingen
te komen, was er niets aan de hand geweest.
Van een aantal eigenaren weten we hoe groot de directe schade en die van hun
'vrienden', hun opdrachtgevers, was. Macaré verdacht Jacobus de Bruijne er mis
schien wel terecht van dat hij zijn lading niet had verzekerd, maar de Antwerpenaar
bleek zijn risico wel degelijk te hebben gespreid. In de Waterdrincker had hij een be
lang van twee- tot driehonderd pond Vlaams, in Amsterdam was voor hem echter
zilver ter waarde van veertienhonderd pond Vlaams aangekomen.12 Macaré dacht
of hoopte kort na de ramp dat zijn eigen schade niet meer dan vijfhonderd realen
van achten zou bedragen, maar toen de cognossementen (eigendomsbewijzen) ruim
een week later arriveerden, bleek dat Runtfels, zijn agent in Cadiz, er zevenhonderd
had meegestuurd. De grootste schade leed de Middelburgse koopman Marcelis van
der Goes. Deze had niet voor niets zijn neef Lieven als waakhond meegestuurd.
Hoewel hij zijn familie liet weten 'enig verlies' te hebben geleden, bleek, toen hij
kort daarop Macaré zijn cognossementen van de lading in de Waterdrincker liet
zien, het belang van Van der Goes samen met dat van zijn 'vrienden' een waarde van
circa drie ton goud, ofwel vijftigduizend pond Vlaams te vertegenwoordigen.13
De Middelburgse pogingen om een dominante positie in de zilverhandel te verwer-