MEERTENS
141
Tolstojs Het Koninkrijk Gods is binnen in U, en de Bergrede, maar ook De Vooys'
(zijn latere promotor) Historische schets van de Nederlandse letterkunde (1908) en
diens Letterkundige studieën (1910) en Schrijnens Nederlandsche Volkskunde (1915)
heeft hij afwisselend aangewezen als bron voor zijn politieke, religieuze en profes
sionele gedrevenheden. Meertens mag zelf hebben geschreven dat zijn religieuze
opvattingen niet te scheiden waren van zijn wereldbeschouwelijke (lees politieke),
ze waren dat ook nauwelijks van zijn poëticale denkbeelden en van zijn motieven
in de volkskunde, en ook niet van de wijze waarop hij als jonge man zijn homosek
sualiteit probeerde te conceptualiseren. Uiteindelijk waren ze allemaal doordrongen
van mystiek.95
In een interview uit 1974 ter gelegenheid van zijn 75e verjaardag met de taalkun
dige P.C. Paardekooper, waarin Meertens zijn jeugd beschreef, is nog de opwin
ding voelbaar van de adolescent die bij lezing van Mei een hele nieuwe wereld van
schoonheid, weten en ethiek voor zich voelde opengaan.96 Zoals de hoofdpersoon
in Middelburg is maar een kleine stad zegt: 'Ik ging beseffen dat de literatuur einde
loos verscheiden en eindeloos rijk was Ik leerde begrijpen dat ik me nooit zou
vervelen, hoe oud ik ook zou worden, en dat het lezen van mooie boeken en van ge
dichten me altijd gelukkig zou maken, zo vaak ik iets moois las.' De leeservaringen
moeten hem in het in zijn ogen dorre cultuurlandschap van Middelburg en in zijn
milieu een kosmopolitisch gevoel hebben gegeven. Een dichter als Jan ten Kate,
die in de familie zeer vereerd werd, en al die andere domineedichters hadden hele
kerkgemeenschappen aan zich verplicht; de Tachtigers, hun kunst om de kunst,
boden ook deze jonge lezer op weg naar volwassenheid - in Gorters woorden -
een 'aller-individueelste expressie van de aller-individueelste emotie'. Mede dankzij
diens Mei onderging de jonge Meertens zijn subjectivering, waardoor hij zich ging
onderscheiden van anderen, van familieleden en van de goegemeente.
Nederlandse Volkskunde (1916) - twee dikke delen - van de in zijn jeugd 's lands
bekendste volkskundige, Jos Schrijnen, had Meertens al tijdens zijn gymnasiumja
ren 'geboeid gelezen', vertelde hij in 1974 aan professor Paardekooper.97 Schrijnen
was gecommitteerde bij zijn eindexamen en niet lang nadien volgde Meertens col
leges vergelijkende taalkunde bij hem in Utrecht. Uiteindelijk had hij mede aan
Schrijnen zijn carrière in dialectologie en volkskunde te danken. Dat weerhield
hem er niet van in zijn memoires van Schrijnen te zeggen dat hij geen groot volks
kundige was. Meertens' interesse in volkskundige onderwerpen was, voordat hij
met het werk van Schrijnen kennismaakte, al gewekt door lezing van volksalmanak
ken. Een schrift uit de vijfde klas gymnasium (1917-1918) bevat opstellen die zijn
belangstelling voor volkse gewoontes en rituelen en hun oorsprong verraden. In een
opstel over het jaarlijkse 'ringrijden' in Walcherse dorpen, waarbij boerenzoons te
paard een staak door een ring moesten steken, benadert hij het onderwerp histori
serend met paragrafen over middeleeuwse riddertoernooien, waaraan het gebruik
ontleend zou zijn. 'En eerst de nacht maakt een einde aan den feestdag van het volk
dat nog zoo goed de oude gewoonten der voorvaderen bewaard heeft.'
Aan de Letterkundige studieën (1910) van De Vooys, die hij tijdens zijn gymnasium
jaren zou hebben gelezen, ontleende Meertens naar zijn zeggen zijn kennismaking
met de mystiek, die een dominante rol in zijn leven ging vervullen. Het eerste
hoofdstuk (in twee delen) - met de nogal anachronistische titel 'Twee Christen-
demokraten uit de 14e eeuw' - inspireerde hem een decennium later tot een mys-