Intellectuele ontwikkeling: de weg tot het boek
MEERTENS
147
erbij maar u bent ook tegen', aldus Maarten Koning, de woorden van dr. Van der
Sterren uit 1940 over Meertens' vorm van godsdienstigheid en zijn verzet tegen
doctrine echoënd.115
Maarten Koning zei bij Beerta's afscheid dat diens eigenlijke voorkeur uitging naar
de Zwijndrechtse Nieuwlichters, een scheld- of geuzennaam voor de Gemeenschap
der Heiligen ofwel Apostolische Broedervereniging (1818-1843). De Nieuwlichters
leken op de Franse Saint-Simonisten - die ook in Nederland enige aanhang genoten
- en net als zij een utopisch socialisme toegedaan.116 Meertens was net als meneer
Beerta van jongs af aan bevlogen door dit soort utopistische of precommunistische
gemeenschappen, die zich op de spoedig verwachte wederkomst van Christus en
het vestigen van Diens koninkrijk op aarde wilden voorbereiden door verzaking en
verdeling van persoonlijk bezit. Een van Meertens' eerste wetenschappelijke pu
blicaties ging over de Nieuwlichters. Zulke 'stiefkinderen van het Christendom'
streefden, geïnspireerd door De Bergrede, niet zoals socialisten naar gedeelde rijk
dom, maar naar een zo groot mogelijk gedeelde armoede.117
Meertens schreef ooit over Stoffel Muller, de oprichter van de Nieuwlichters, dat
het opvallend was dat iemand met een gebrekkige opleiding erin geslaagd was een
godsdienstig systeem op te bouwen dat zozeer trof door zijn logica.118 Misschien is
het net zo opvallend - of voor een mysticus typerend - dat Meertens als verklaard
en hoog opgeleid christensocialist nooit een samenhangend of systematisch theolo
gisch perspectief op zijn spiritualiteit heeft geboden.
Meertens heeft na het gymnasium zijn letterenstudie in Utrecht vlot doorlopen
en sloot die in 1924 cum laude af. Hij schreef dat zelf toe aan zijn uitzonderlijke
belezenheid; hij was niet beter dan andere studenten, maar had meer gelezen. De
gele boekenkast op de slaapkamer van zijn ouders in het huis op de Vlasmarkt had
Meertens - in zijn eigen woorden - 'de weg gewezen tot het boek.' De boekenkast
was oorspronkelijk van zijn vader en herbergde het leesvoer van vier generaties
Meertens. Het oudste boek dateerde van 1722. Er waren de schoolboeken van zijn
betovergrootvader, de Bijbelvertaling uit 1830 van Johannes van der Palm en boe
ken van negentiende-eeuwse schrijvers als Mark Prager Lindo en Johan Gram, die
in Meertens' dagen een enkeling nog wel wat zeiden, maar nu zo goed als vergeten
zijn.119 De literatuur van vóór tachtig was rijk vertegenwoordigd, zij het rijp en
groen door elkaar. Uiteraard waren er Carel Vosmaer, Jacob van Lennep, mevrouw
Anna Bosboom-Toussaint en Jan ten Kate. De laatste, de dichterdominee, was de
eerste van wie hij al op zijn tiende of elfde een bundeltje bezat.
Meertens vond als jongeman Ten Kate al geen groot dichter - 'Hij rijmde gemak
kelijk, dat is alles!' - maar aan diens werk verbond hij dierbare herinneringen.
Tante De Waal (de moeder van tante Cornelie) bezat een uitgebreide collectie van
hem, en grootmoeder Mak nam na de zondagse kerkdienst gewoonlijk een bundel
van Ten Kate in handen om daar troost of vreugde in te vinden. Voor de generatie
van zijn grootouders was Ten Kate de dichter bij uitstek geweest en daarin lag zijn
cultuurhistorische betekenis, aldus Meertens ter gelegenheid van Ten Kates hon
derdste geboortedag, toen hij net aan zijn letterenstudie begonnen was. Het feit