de namen van vijf vrienden, onder wie Klaas Doekes, met wie hij tot aan diens
dood in 1979 contact heeft gehouden. Met de orthodox-joodse Isidoor Labzowski
behield hij contact totdat Isidoor in de oorlog ondanks Meertens' twijfels over een
succesvolle afloop een vluchtpoging naar onbezet Frankrijk ondernam. Hij heeft
daarna nooit meer iets van Isidoor vernomen. Meertens heeft misschien nooit ge
weten dat deze vriend in 1943 in Sobibor is omgebracht.127
150
MEERTENS
In het voorlaatste bezettingsjaar maakte Meertens een opmerkelijke aantekening
naar aanleiding van de dood als gevolg van tbc van de toen 26-jarige Adri Labruyere.
In 1941 was hij op basis van Nederlandse strafwetgeving schuldig bevonden aan
seksuele contacten met Adri, toen de jongen zestien was. Sinds de rechtszaak had
hij geen contact meer met hem gehad. Adri's dood was aanleiding herinneringen
aan de eerste ontmoetingen met hem in 1933 in Middelburg op te halen.
Adri is in Meertens' parafrase van een dichtregel van Willem de Mérode kortston
dig zijn 'droomzoon' geweest. Het leven van de toen zestienjarige Adri was volgens
Meertens 'spiegelbeeldig' aan zijn eigen jeugd: ook Adri leed intens onder de tiran
nie van zijn vader, hij had een lieve moeder, hij las veel en schreef zelf gedichten.
'Ik dacht er aan, hoe ik zestien jaar geleden in deze zelfde kleine oude stad, geleefd
had als nu deze jongen, tusschen een tyrannieken, niet begrijpende vader en een
zachte, goedige, maar evenmin begrijpende moeder, eenzaam en door de eenzaam
heid eenzelvig, gelukkig alleen door de boeken en de verzen.' Meertens had Adri
aangeboden met zijn ouders te gaan praten, hetgeen deze hem bezworen had niet
te doen, omdat het de zaak alleen maar erger zou maken. Daarop zou Meertens
zich herinnerd hebben hoe in de laatste jaren van zijn gymnasiumtijd een oudere
vriend hem een soortgelijk aanbod had gedaan, dat hij om precies dezelfde reden
had afgewezen. Ruim dertig jaar later verwees hij in zijn memoires daar nog eens
naar en schreef erbij dat het een vriendschap betrof die hij voor iedereen verborgen
had gehouden.
De kroniek die Meertens over zijn eerste twintig levensjaren heeft aangelegd, en het
dagboek beginnend in 1917, dat hij in 1921 bewerkt heeft, verwijzen niet expliciet
naar zo'n vriendschap. Toch doemt uit deze en uit een enkele andere bron iemand
op die een bijzondere rol in zijn leven kan hebben vervuld: de stadsarchivaris en bi
bliothecaris Otto Willem Swaving, die in 1915 in het Wijnkoopershuis was komen
wonen. In de tegenwoordige ZB Bibliotheek is een zaal naar hem vernoemd. In
een oorspronkelijke planning voor zijn autobiografie had Meertens in paragrafen
over hem voorzien. In 1918 overleed Swaving - plotseling, naar het zich laat aan
zien - op 62-jarige leeftijd.
Swaving zelf had op zijn kamers in het Wijnkoopershuis een uitgebreide Nieuwe
Gids-verzameling, waaruit de jonge Meertens gevraagd en ongevraagd heeft ge
leend. Dankzij die verzameling heeft hij het werk van de Tachtigers leren kennen.
Swaving moet een bijzonder mens zijn geweest. Al had hij zelf geen kunstwerken
voortgebracht, hij werd - nogal ongebruikelijk - door dr. P.H. Ritter, bekend schrij
ver en literatuurcriticus, uitgebreid herdacht in het literaire tijdschrift Den Gulden
Winckel. Hij zou 'een zegen' zijn geweest voor 'menigen jongen met een literair
talent' en van de bibliotheek een 'levende kracht' hebben gemaakt 'voor allen die
hunkeren naar kennis en inzicht'.128 Was het toeval dat Meertens als tweedejaars
student de desbetreffende jaargang van het tijdschrift uit de openbare leeszaal in
Utrecht leende?129 Het ziet ernaar uit dat Swaving Piet Meertens tot gids is geweest,