152
MEERTENS
de eerste klas van het gymnasium 'zeer vrijzinnig' was. Dr. Van der Sterren sprak
later van 'vrijzinnig en liberaal'. Meertens ging al op zijn dertiende op vrijersvoeten.
(Uiteraard had dit volgens Van der Sterren alles te maken met de concurrentieslag
met zijn vader.) Hij werd verliefd op een meisje uit zijn klas, dat ook nog vlak bij
hem woonde, en die hij, als de schemer viel, opzocht en mocht kussen. Ze kuste
niet terug, schreef hij, dus veel verder dan haar wangen zullen zijn lippen niet ge
reikt hebben. Ze bleef zitten in de eerste klas en verdween uit zijn leven.131 Daarna
was er ook nog eens een meisje met rood haar, dat een week in Middelburg lo
geerde. Dat haar wond hem erg op en met dat meisje fietste hij een week lang elke
avond naar Veere, en liggend op een dijk kusten en omhelsden ze elkaar dan. Tot
zover Meertens' vrijzinnigheid. Er was ook eens een dienstmeisje dat hem een keer
op bed smeet, maar dat leidde tot niets, als hij er al veel van begreep. Volgens Van
der Sterren ontdekte hij pas op zijn achttiende de onanie.
Het zal naar de geest van de jaren zeventig zijn geweest dat Meertens in zijn me
moires, vooral in het hoofdstuk 'Vriendschap en erotiek', ogenschijnlijk zonder
terughoudendheid over zijn seksuele ontwikkeling, ervaringen en voorkeuren heeft
geschreven. Hij deed dat zelfs nogal opschepperig en bij vlagen tamelijk platvloers.
Sommige delen van zijn memoires over zijn erotisch leven kunnen alleen maar
verzonnen zijn, terwijl er ook sprake is van omissies.
Met het voordeel van een vak dat door zijn a posteriori argumentatie altijd zijn
gelijk bewijst, constateerde Van der Sterren in 1940 dat Meertens' vrijersvoeten
hem onvermijdelijk de verkeerde kant hebben opgestuurd. In de kinderjaren iden
tificeert 'de jongen' zich met zijn vader, wil als hij worden om zijn mannelijkheid
te ontwikkelen, zo schreef de psychiater in zijn rapport. Met een vader als Karel
Meertens moest dat wel misgaan, omdat die naast zijn agressieve vrouw de nood
zakelijke, mannelijke eigenschappen miste. De kleine Meertens had zich overmatig
met deze passieve vader en met zijn actieve moeder geïdentificeerd. Wat zijn vader
aan mannelijkheid miste, had zijn moeder te over. Daar kwam nog bij dat zijn
moeder hem in zijn kindertijd wegens een darmaandoening rectaal spuitjes had
moeten toedienen. 'Voor het volwassen leven betekent dit een wending naar de
homosexualiteit', constateerde Van der Sterren met aplomb.
In 1927 legde Meertens in een brief aan de dichter Willem de Mérode - in ei
gentijdse bewoordingen - zijn masker af. Een sympathieke en invoelende reactie
maakte een einde aan eenzaamheid die tien jaar of langer geduurd had, noteerde
hij toen in zijn dagboek. Dat dateert de bewustwording van zijn homoseksuele
gevoelens omstreeks zijn achttiende. Toch had het woord homoseksualiteit tijdens
zijn gymnasiumjaren voor Meertens nog nauwelijks betekenis.132 Dat kan letterlijk
genomen worden, want het woord zelf, dat een halve eeuw eerder was gemunt, was
toen in Nederland nog nauwelijks gemeengoed. Dat zou het pas worden na een
groot homoseksueel schandaal in 1920 in Den Haag en een reeks andere inciden
ten na de Eerste Wereldoorlog. Tot die tijd waren onder homoseksuelen zelf woor
den als 'uranier' en 'uranisme' (van de Griekse god Uranus) gebruikelijker. Anderen
gebruikten pejoratieve bewoordingen als sodomiet of flikker, spraken van crimen
nefandum (onnoembare zonde), of, zoals Abraham Kuyper in het parlement, over
zonden waarom steden vergaan waren. Ten slotte was zelfs het idee dat homosek
sualiteit een categorie was naast heteroseksualiteit tot na de Tweede Wereldoorlog
omstreden. In menig medisch of psychiatrisch geschrift en in religieuze publicaties