MEERTENS 153 gold homoseksualiteit nog lang als een pseudoaandoening. Door verleiding of mis leiding, excessieve fantasieën en masturbatie dachten mensen alleen maar dat ze homoseksueel waren. Volgens de psychoanalyse was homoseksualiteit het gevolg van fixatie in infantiele fases. Alleen de vroege homo-emancipatiebeweging en en kele sympathisanten verkondigden dat homoseksualiteit aangeboren was. Pas na de Tweede Wereldoorlog werden concepten als een onomkeerbare 'seksuele identiteit' gemeengoed.133 Meertens zal nog te jong zijn geweest om te begrijpen wat er bedoeld werd, toen het onderwerp homoseksualiteit in 1910 en 1911 in het kader van een herziening van de zedelijkheidswetgeving in Nederland en de invoering van een nieuw artikel 248bis herhaaldelijk in de kranten genoemd werd. Het desbetreffende artikel, dat in 1911 met overgrote meerderheid door Tweede en Eerste Kamer werd aangeno men, stelde specifiek seksuele omgang tussen meerder- en minderjarige van het zelfde geslacht strafbaar. De leeftijdsgrens voor zulke omgang werd toen 21, terwijl ze voor heteroseksuele contacten 16 bleef. Met zorg om de kwetsbare ziel van jon gens (meisjes deden eigenlijk niet ter zake) had dat niets te maken. De wet moest voorkomen dat minderjarige jongens door jeugdige ervaringen zelf homoseksueel werden. Tussen 1911 en 1971, toen het artikel werd afgeschaft, hebben ruim vijf duizend (voornamelijk) mannen vanwege overtreding van 248bis terechtgestaan, onder hen dus Meertens zelf.134 Ook al werd Meertens zich tijdens zijn late adolescentie bewust van zijn homosek suele verlangens, het ontbrak hem aan een verhaal of uitleg waaraan hij zich kon spiegelen of enig zelfbeeld kon ontlenen. Vervolging wegens 'het misdrijf bedoeld onder art. 248bis', zoals kranten dat omschreven, zal hem nauwelijks wijzer hebben gemaakt en kwam voor 1920 - zeker in Zeeland - nauwelijks voor.- Helemaal onwetend zal Piet Meertens als gymnasiast niet geweest zijn. Afgezien van mogelijk gefluister onder medeleerlingen wist hij van de liefde tussen mannen en jongens in het oude Griekenland en hij begreep waarom Oscar Wilde zo'n twin tig jaar eerder veroordeeld was. Kennismaking met de Griekse liefde (met welke prudentie ook behandeld) had menig homoseksueel gymnasiast de eerste bouw stenen geleverd voor zelfrechtvaardiging, maar Meertens lijkt zich er als scholier niet in herkend te hebben. Wel was hij in die tijd ooit pijnlijk getroffen door op merkingen die zijn vader en oom maakten over de homoseksuele, van oorsprong Middelburgse, dichter P.C. Boutens, die hij erg bewonderde. De kennelijk laatdun kende opmerkingen zou hij toen nog niet op zichzelf betrekken. Als net aangekomen student in Utrecht ontving Meertens in 1919 de fameuze brochure Wat iedereen behoort te weten omtrent het uranisme, die een in 1912 opge richte homorechtenorganisatie (het Nederlandsch Wetenschappelijk Humanitair Komitee dat tot aan het begin van de bezetting bestaan heeft) tot woede van auto riteiten aan alle eerstejaarsstudenten stuurde. 'De brief van de mietjesclub' - zoals ze in het vierde deel van Vestdijks Anton Wachterromans wordt genoemd - zei hem nog steeds weinig.135 Toch speelde er al wel wat tijdens Meertens' middelbare schooltijd. In een versie van zijn memoires beleefde hij zijn eerste zaadlozing kort voor zijn zestiende, spontaan tijdens een erotische stoeipartij op zijn kamer met een klasgenoot die hij hielp met Grieks en Latijn. (In een andere versie gebeurde dat pas in zijn eindexamenklas.) De jongen moest hem uitleggen wat er gebeurd was. Meertens schreef vele jaren later dat ze elkaar daarna een keer schuchter gekust had-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2015 | | pagina 155