MEERTENS
155
Wat Meertens' plannen voor een studie theologie vooral in de weg zou hebben ge
staan, waren zijn driftbuien. Een predikant diende een man van de vrede te zijn en
dat was hij in zijn jeugd niet; hij meende dat ook nooit te zijn geworden en schreef
later in al zijn aanstellingen altijd conflicten te hebben gehad. Misschien had hij
indertijd daadwerkelijk zulke hooggestemde gedachten over het predikambt, maar
hij moet in zijn jeugd al beter geweten hebben. Tenslotte was hij tijdens de Eerste
Wereldoorlog een betrokken toeschouwer geweest bij de conflicten rondom domi
nee Bart de Ligt, het Dienstweigeringmanifest en de reacties van de Synode.
Het werd dus een studie Nederlands. Voorafgaand aan de goede afloop van de
eindexamens van Piet Meertens en zijn broer Kees - waarover kennelijk niet ge
twijfeld werd - was al besloten dat het hele gezin zou verkassen naar Utrecht. In
het zicht van haar 'eerste triomf' had hun moeder daarover ook alweer de nodige
strijd geleverd met haar schoonfamilie, die nu zoal niet tegen de studieplannen,
dan toch tegen het vertrek gekant was. Twee zonen op kamers was echter niet te
betalen en ongetwijfeld heeft Adriana Meertens-Mak haar kans schoon gezien af
stand te scheppen tot haar schoonfamilie. De keus was op Utrecht gevallen, omdat
Piet Meertens daar per se bij De Vooys wilde gaan studeren. Kees, die wis- en
natuurkunde ging doen, was het om het even waar. Hun vader kon zijn beroep
als commissionair feitelijk overal uitoefenen. Voor Meertens' moeder was Utrecht
aantrekkelijk omdat een van haar broers daar woonde.140
Twee maanden voor Meertens' eindexamen togen Meertens' ouders naar de
Domstad om op huizenjacht te gaan. Dat viel nog niet mee, omdat er een groot
tekort aan woningen heerste.141 Pas na herhaalde reizen slaagden ze erin een woning
te bemachtigen op de Bleijenburgkade (65 en 65bis), twee jaar later omgedoopt in
de Alexander Numankade. Die herdoop zou voor Meertens nog aanleiding worden
voor een pennenoefening in ironie in een ingezonden brief.142 Op 1 augustus 1919
betrok de familie het nieuwe onderkomen.
Meertens' afscheid van Middelburg deed - althans op papier - de golven nog eens
hoog opgaan. Utrecht heeft hij nadien ervaren als een enorme bevrijding van het
kleinsteedse, burgerlijke en conservatieve roddelgat van zijn jeugd. Maar in de dagen
voor de verhuizing noteerde hij dat hij 'nog eenmaal zou willen dwalen door de
oude straten van mijn kleine stad, 's avonds, als de zon onder is en het bleeke licht
der lantarens mat schijnsel werpt op het plaveisel. En dan het grote, oude huis in
de stille straat, waar ik mijn jeugd heb doorgebracht, de gelukkigste jaren van mijn
leven, hoeveel droefs zij ook in zich besloten hielden. En al die vele andere huizen
en plaatsen, waar voor mij herinneringen aan verbonden zijn, o, zoo heel graag zag
ik dat alles nog eens weer, voor ik vertrek.' Alsof het afscheid van de levenden al
niet genoeg was, wilde hij eigenlijk ook nog afscheid nemen van de doden op het
kerkhof, maar tijd ontbrak en zij moesten het met een gedicht doen: 'Wat deren
ons de dooden, tot stof vergaan onder de groene zoden?' Het werd een afscheid in
tranen, zoals elk weerzien - ondanks de Utrechtse bevrijding - hem nog lang met
weemoed, maar ook met zijn kennelijk onverwerkte conflicten overspoelde.143
Op de dag waarop Piet Meertens zijn diploma uitgereikt had gekregen, noteerde
hij in zijn dagboek dat 'ook deze periode van mijn leven is afgesloten. Een nieuwe
begint. Moge zij even gelukkig zijn als de vorige!' Dat klinkt wel heel anders dan
andere notities! Zijn jeugd een gelukkige periode? In 1924 noteerde hij na een
ontmoeting met een jongen in wie hij veel van zichzelf herkende: 'Het oude zeer