158
MEERTENS
een gedwongen huwelijk kerkelijke inzegening onthouden. Betrokkenen zouden alleen
onder censuur mogen worden geplaatst en schuldbelijdenis moeten doen. NB. Deze
aantekening is ontleend aan gepubliceerde, maar niet geautoriseerde collegevoordrach
ten: op www.kerkrecht.nl/node/1278.
12 Meertens, Zeeuwen, 254.
13 Idem, 257.
14 Zijn boeken zijn tijdens zijn laatste levensjaren naar de Zeeuwse Bibliotheek overge
bracht, zijn archief na zijn dood.
15 De term is afkomstig van PC. Paardekooper, die Meertens op 10 januari 1974 in een
interview als zodanig karakteriseerde. In 1976 stuurde Paardekooper hem de uitgetikte
versie ter correctie. Het interview is nooit gepubliceerd, maar door E. Braches in zijn
levensbericht over Meertens uitvoerig geciteerd om hemzelf aan het woord te laten. Zie:
E. Braches, Meertens Levensbericht. In: Jaarboek van de Maatschap-pij der Nederlandse
Letterkunde, 1987-1988. Leiden, 1989, 197-227, aldaar 197 en 220, noot 1
16 Zie onder andere: L. van Driel, Zelfportret in brieven. De correspondentie van D.A.
Poldermans met PJ. Meertens. In: Archief 2009. Mededelingen van het Koninklijk
Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, 2009, 141-197.
17 NRC, 19-5-1922.
18 Het betrof een handschrift uit 1780 'Beschreyvinge van de distilleerkonst' van J. en B.
van Dalen. Middelburgsche Courant, 1-10-1927.
19 In weliswaar zeer diplomatieke bewoordingen hij wilde niemand persoonlijk verant
woordelijk stellen hield Meertens in 1957 de lezers van het Zeeuws Tijdschrif voor dat
er binnen het Zeeuws Genootschap een achttiende-eeuwse regentenmentaliteit heerste
en dat de activiteiten voor breder kring dan alleen genootschapsleden toegankelijk moes
ten worden. Bovendien diende het museum gemoderniseerd en meer van het genoot
schap gescheiden te worden omdat het te veel van de middelen opeiste. In een naschrift
werd gemeld dat er inmiddels concrete plannen bestonden om het museum in een apart
genootschap onder te brengen en te laten financieren door rijk en provincie. Zie: PJ.
Meertens, Het Zeeuws Genootschap der Wetenschappen. Moeten de bakens worden
verzet? In: Zeeuws Tijdschrift, jrg. 7, nr. 3, 1957, 65-69.
20 Zie ook: J.H. Kluiver, Unger, Willem Sybrand (1889-1963). In: Biografisch Woordenboek
van Nederland: 1820-2000. Geraadpleegd op 18-7-2014 via resources.huygens.knaw.nl/
bwn1880-2000/lemmata/bwn3/unger.
21 L. van Driel, De Zeeuwse jaren van Leo van Breen. In: Zeeland, jrg. 16, nr. 3, 2007, 88
107.
22 De aanleiding en de polemiek zijn gedetailleerd beschreven in: A. de Jong, De dirigen
ten van de herinnering. Musealisering en nationalisering van de volkscultuur in Nederland
1815-1940. Amsterdam, 2006, 2e druk, 496-510. Hoewel de polemiek nogal kolderiek
aandoet, ging het wel degelijk om een fundamentele discussie over folklore en volks
kunde, zoals die door Meertens al zeven jaar eerder verwoord was naar aanleiding van
een folklorefestijn in Utrecht, in zijn artikel 'Caveat consules', in: Eigen Volk. Algemeen
folkloristisch en dialectisch tijdschrift voor Groot Nederland, jrg. 2, nr. 7, 1931, 145-147.
23 Provinciale Zeeuwse Courant, 17-2-1968.
24 Meertens stelde de PvdA'er dr. Verburg voor, maar uit niets blijkt dat die een serieuze
kandidaat is geweest. Dr. C. Boertien geen Zeeuw werd de nieuwe commissaris.
25 L.W de Bree, Zeeland 1940-1945, deel 1. Middelburg, 1979.
26 Zie: Oorkonde van de Zeeuwse Prijs [1964] in ZB, CM-1142 E2 8.3.
27 M.P de Bruin, Voorwoord. In: PJ. Meertens, Meertens over de Zeeuwen. Middelburg,
1979. Meertens heeft zelf 5.000 bijgedragen aan de productie.
28 Provinciale Zeeuwse Courant, 18-5-1974, resp. 30-10-1985.
29 Bezoekers liet hij soms niet gaan, alvorens de opmerking getypt te hebben.
30 Vgl. J. Bleyen en L. van Molle, Wat is mondelinge Leuven/Den Haag, 2012,
82 en 89.