een voorschot. Burgers wilden terugbetaling van teveel betaalde in- en uitvoerrech ten, reders en handelaren verzochten om konvooiering van schepen die gevaarlijke routes gingen afleggen. Ook in 1654 en 1655 was men bang voor visitatie door de Engelsen of voor kaping door de Turken en andere piraten die in groten getale tot in het Kanaal actief waren. Maar nu de oorlog met de Engelsen was afgelopen en vlootbewegingen op grote schaal samen met andere admiraliteiten niet langer noodzakelijk leken, was er beduidend minder overleg met de Generaliteit. Het re sultaat was opmerkelijk: de admiraliteit van Zeeland lijkt willens en wetens een eigen koers te zijn gaan varen, een eigen beleid te zijn gaan voeren in het bijzonder waar het de konvooiering betrof. De Zeeuwse marinekapiteins kregen de uitdruk kelijke opdracht alle Portugese schepen die zij tijdens hun reizen tegenkwamen te overmeesteren en op te brengen. MARINEKAPITEIN 17 Toen dit besluit een half jaar later bij de andere admiraliteiten doordrong, leidde het daar tot grote verontwaardiging. De Amsterdamse admiraliteit meende dat een 'subaltern' college als de Zeeuwse admiraliteit voor zulke besluiten, die 'de gehele staat' aangingen, niet bevoegd was. Bovendien hadden hun Zeeuwse collega's toen ze dit besluit namen zeer wel geweten dat er terzelfder tijd uit Texel naar Portugal een notabele vloot koopvaardijschepen werd gekonvooieerd, die alle hadden kun nen dienen tot prooi van de Portugezen 'bij aldien dieselve kennis had[den] gekre gen van een dergelijke order'. De eerste keer, dat dit besluit van de Zeeuwse admiraliteit daadwerkelijk als op dracht werd meegegeven, was waarschijnlijk bij de konvooiering van een handels vloot in de zomer van 1654. Begin juli had een groep Walcherse kooplieden die op Spanje handelden, vernomen dat de Spaanse vloot uit West-Indië op korte termijn in Cadiz zou binnenlopen. Na aankomst hiervan wilden zij 'merckelijke partijen silver en andere coopmanschappen' uit deze schepen naar Walcheren overbrengen. Omdat ter plaatse geen konvooischepen beschikbaar waren, vroegen de kooplieden de Zeeuwse admiraliteit in een rekest om ondersteuning door twee of meer oorlogs schepen. Besloten werd naast Frans Mangelaer ook Jan Vinckaert hiermee te be lasten, althans wanneer Vinckaerts schip inmiddels eindelijk gereed zou zijn.43 Dit bleek inderdaad het geval. Nadat hij nog enkele bronzen en ijzeren kanons uit de magazijnen van Vlissingen en Veere had ontvangen, kreeg Vinckaert opdracht zich naar de rede van Vlissingen te begeven om vandaar met een aantal Spanjevaarders zeil te gaan.44 Zodra de uitgaande Zeeuwse schepen in Malaga 'in salvo' (in veilig heid) waren gebracht, moesten beide kapiteins onmiddellijk naar Cadiz lopen om de daar wachtende koopvaardijschepen naar Zeeland te konvooieren.45 Mangelaer en Vinckaert waren waarschijnlijk de eerste kapiteins die de bijzondere instructie betreffende het aantasten van Portugese koopvaarders meekregen.46 Het was de ad miraliteit duidelijk ernst, want behalve het al eerder toegekende extra geschut, had Vinckaert ook extra bemanning gekregen. Hij had voor vertrek zijn rol op 110 kop pen moeten brengen en moest voor drie of vier maanden victuailleren.47 Op deze reis lukte het echter nog niet te voldoen aan de opdracht om Portugese schepen te veroveren. Na terugkomst op 20 augustus werd de bemanning van de Zierikzee afgedankt, het schip opgelegd en Jan Vinckaert 'gelicentieerd' (op non-ac tief gesteld).48 Enkele dagen later deed de Zeeuwse admiraliteit opnieuw een beroep op hem. Op 22 augustus vond een herschikking van Zeeuwse scheepsbevelhebbers plaats over de beschikbare schepen. Vinckaert ging over op de Zelandia, die met een

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2015 | | pagina 19