18 MARINEKAPITEIN lengte van 118 voet, een bemanning van 70 man, en een bewapening met 26 stuk ken weliswaar kleiner was dan de Zierikzee, maar vermoedelijk geschikter was voor de konvooidienst naar de Middellandse Zee en de door de Zeeuwse admiraliteit gewenste achtervolging van Portugezen.49 Contact met De Ruyter De oorlog met de Engelsen was dan wel beëindigd, er was nog wel het een en ander af te handelen. Zo lag Michiel de Ruyter eind september 1654 in opdracht van de Amsterdamse admiraliteit voor Livorno waar hij ervoor gezorgd had dat enkele stukken geschut uit een bij de slag voor Livorno gezonken schip geborgen werden.50 Toen hij op de terugweg in Malaga water innam, hoorde hij dat in Cadiz twee Zeeuwse oorlogsschepen onder bevel van Frans Mangelaer en Jan Vinckaert lagen te wachten. Zij zouden met Zeeuwse koopvaarders, zodra deze hun lading hadden ingenomen, naar het vaderland terugkeren. Een andere Zeeuwse kapitein Leyn Pick, had opdracht enkele wijnschepen uit Malaga naar Middelburg te kon vooieren. Ook Pieter van Brakel was in Malaga. De Ruyter herschikte de hem ter beschikking staande schepen en gaf Van Brakel opdracht samen met Pick de Ma- lagaase vloot te begeleiden. Zelf zou hij naar Cadiz gaan om met de twee Zeeuwse schepen de van daaruit vertrekkende vloot te konvooieren. Maar toen De Ruyter daar begin oktober aankwam, vernam hij dat de Sant van Salé, vorst van deze zeero- versstaat aan de Barbarijse kust, ernstig verstoord was geraakt over het optreden van schout-bij-nacht Cornelis Tromp, die een Salees schip had genomen. De Sant had daarop drie Amsterdamse koopvaarders in beslag genomen, schippers en beman ning in het gevang gesmeten en dreigde dezen nu als slaven te verkopen. Omdat het nog wel vier of vijf weken zou duren voordat de te konvooieren schepen in Cadiz zeilree zouden zijn, besloot De Ruyter naar Salé te varen om te proberen de daar gerezen problemen op te lossen. Op 6 oktober ging hij met Mangelaer en Vinckaert onder zeil, op 10 oktober kwamen zij daar aan.51 De nodige plichtplegingen leken succes te hebben. De Ruyter zou afgevaardigden van de Sant aan boord ontvangen. De zee was echter 'te hoog'. Het weer werd slechter, men kon de ankers niet houden en het drietal ging noodgedwongen onder zeil nadat Jan Vinckaert een anker en een half touw had verloren. Tijdnood noopte De Ruyter, Vinckaert en Mangelaer hierop naar Cadiz terug te keren zonder de kwestie met de Sant op te lossen. Op de terugweg, op circa 16 mijl van Cadiz ontmoette het drietal een 'Duits boot je bij de Engelsen gevoerd, geladen met gedroogde Terreneufse vis', dat door een Turkse kaper op de kust van Portugal was genomen nadat de Engelsen aan land waren gevlucht. Het was Jan Vinckaert die het scheepje wist te veroveren, maar waarschijnlijk niet geheel tot zijn genoegen besloot De Ruyter - toen bleek dat de opvarenden uit Salé afkomstig waren - het scheepje als een soort zoenoffer naar de Sant te sturen en een brief mee te geven waarin hij de reden van zijn snelle vertrek uit Salé toelichtte.52 De koopvaardijvloot in Cadiz was echter nog niet gereed en toen De Ruyter eind oktober inzag dat Mangelaer en Vinckaert nog enige tijd op de Zeeuwse schepen zouden moeten wachten, besloot hij te vertrekken. Op 1 november ging hij onder zeil met een konvooi waaronder zeven Hollandse en Zeeuwse zoutschepen die naar Galicië wilden varen.53 Eind november bereikte De Ruyter Texel.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2015 | | pagina 20