MARINEKAPITEIN 21 1656 In de loop van 1656 wordt Vinckaert verschillende malen in admiraliteitsresolu ties vermeld. In maart verbleef hij in Malaga, in april was hij in Genua, in mei in Livorno. In augustus en oktober was hij wederom in Spanje.69 In januari 1657 was Vinckaert met de Zierikzee in Plymouth waar hij elf zeelieden aan boord nam die hun schip waren kwijtgeraakt. Ze bleven tot 22 januari bij hem aan boord.70 Op die datum besloot de admiraliteit hem weer het bevel te geven over de hem bekende Zelandia.71 Wellicht was dit schip beter geschikt voor de konvooidienst naar de Middellandse zee? Helemaal duidelijk is dit niet, want op 17 februari kreeg hij op dracht een aantal schepen naar het Schotse Aberdeen te begeleiden.72 Dit lijkt niet te zijn doorgegaan, vier dagen later moest hij konvooieren op Bilbao en op 7 april 1657 kreeg hij opdracht 'tot' 11 april te konvooieren op Cadiz.73 Dergelijke beslui ten nam de Zeeuwse admiraliteitsraad waarschijnlijk zelden autonoom, al was er natuurlijk sprake van geregelde, jaarlijkse convooien, zeker naar Livorno, Malaga en Cadiz. Vaak zal hierover met de Generaliteit zijn overlegd. Zo besloten de heren van de admiraliteit op 30 april 1657 dat ze 'capiteyn Vynckaert, tottet convoy na Spaignien gedestineert' kopieën van de besluiten van de Staten-Generaal betref fende het gedrag van marineschepen jegens Turkse en Franse zeerovers zouden doen toekomen.74 Moeten we hieruit opmaken dat de Zeeuwse admiraliteit Vinckaert bij uitstek geschikt achtte deze zeerovers te gaan bestrijden? Veel besluiten van de admiraliteitsraad waren een reactie op rekesten die door Wal- cherse reders en kooplieden waren ingediend. Zo besloot de admiraliteit op 9 mei naar aanleiding van een door Adraen en Cornelis Lampsins 'cum suis' ingediend verzoekschrift Jan Vinckaert te gelasten om zodra hij de schepen met een Spaanse bestemming te Cadiz in veiligheid gebracht zou hebben, over te steken naar de Canarische eilanden en daar veertien dagen te wachten op de aankomst van de schepen Goude Faem, Salamander en Haze. Indien de schepen dan nog niet waren gearriveerd, moest hij direct 'herwaarts' komen. Kwamen ze wel binnen deze 14 dagen, dan moest hij nog eens 14 dagen wachten teneinde 'deselve alsdan gesa- mentlijk mede herwaerts te brengen'.75 Drie dagen later kreeg Vinckaert een aan vulling op deze instructie. De gezamenlijke reders van de St. Jean hadden eveneens om bescherming gevraagd. Vinckaert werd bevolen na aankomst in Cadiz eerst nog zeven of acht dagen op dit schip wachten, alvorens naar de Canarische eilanden te vertrekken. De opdracht om naar de Canarische eilanden te gaan, was voor Vinckaert - op dat moment kennelijk nog in Veere - aanleiding om de admiraliteit om tien man extra bemanning te vragen.76 Een verzoek dat voor advies werd doorgestuurd naar de commissarissen van de monstering in Vlissingen en Veere. Jan de Moor en Claes Cornelis Broucke werd verzocht op te geven met hoeveel koppen Gelein Pick, Frans Mangelaer en Vinckaert op de monsterrol vermeld stonden. Volgens De Moor had Mangelaer de beschikking over 80 koppen. Claes Cornelis Broucke berichtte op 12 mei 1657 dat de ordinaris rol van Vinckaert op 70 stond, net als die van Gelein Pick en kapitein Banckert, 'maer door eenige jaeren in het gebruyck is het geweest dat de voorschreven capiteynen doende convooy op Calis [Cadiz] en Malga [Mala ga] op die reys noch 10 mannen sijn toegevoecht, gelijck Jan Pique jegenwoordich noch 10 mannen boven sijn ordynaris is hebbende, behalve de soldaten'.77 De konvooireis lijkt volgens plan te zijn verlopen. Op 2 juli werd in de vergadering

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2015 | | pagina 23