22 MARINEKAPITEIN van de admiraliteit middels een brief van de consul in Sevilla bekend dat Vinckaert van Cadiz naar de Canarische eilanden was vertrokken.78 Op 23 juli was hij in Santa Cruz, waar hij van een zekere Francisco Negro twee baren zilver 'samen we gende 322 marcq en een once' in ontvangst nam ten behoeve van de Middelburgse koopman Marcelis van der Goes. Vinckaert ondertekende het cognossement als kapitein van 'mijnen schepe Selandia'. Als vrachtloon zou hij 2% van de waarde ontvangen.79 Op 11 augustus is er in Middelburg sprake van dat Vinckaert een convooi van Cadiz en de Canarische eilanden begeleidt. Hij lijkt dan vertrokken te zijn, wellicht rechtstreeks vanaf de Canarische eilanden.80 Na thuiskomst zal hij de baren zilver bij Van der Goes in Middelburg hebben afgeleverd, waarschijnlijk zonder daar de admiraliteit in te kennen. Mogelijk was Vinckaert nog onderweg toen de heren van de admiraliteit zich eind september 1657 realiseerden dat de admiraliteitskas dringend 'verlichting' behoef de. Iets wat tot dan toe door de Engelse oorlog en later door 'de onlusten met de kroon van Frankrijk' niet mogelijk was geweest. Nu het vrede was, was het echter verantwoord verschillende schepen met hun bemanning te licentiëren. Men besloot het schip Vlissingen, waarmee Cornelis Evertsen voer, op te leggen en Evertsen te laten overgaan op de Zeelandia van Frans Mangelaer, die op zijn beurt moest over stappen naar het schip van Cornelis Evertsen de Jonge. Evertsen de Jonge kreeg opdracht met zijn volk te verhuizen naar het schip van Andreas de Boer, kapitein de Boer zou met zijn volk worden gelicentieerd. Besloten werd dat ook kapitein Vinckaert met zijn volk zou worden gelicentieerd. Zijn schip zou afhankelijk van een nog te houden inspectie worden opgelegd of verkocht.81 De vraag rijst waarom juist Vinckaert werd gelicentieerd en de anderen niet. Hadden de anderen een gro tere anciënniteit? Was men niet tevreden over hem? Had hij op dat moment in de admiraliteitsraad onvoldoende steun? Voor de Veerse bakker Jacob Barentsen was het in elk geval een dramatische ontwikkeling. Hij had op bestelling van Vinckaert al het nodige brood gebakken en vroeg de admiraliteitsraad dit nu aan een andere kapitein te mogen slijten, zo blijkt uit een rekest dat op 7 november werd behan deld. De heren hadden begrip voor Barentsens verzoek en besloten het brood te laten overnemen door kapitein Adriaan Banckert, 'sullende daeraf bij provisie aen desselfs huijsvrou werden notificatie gedaen'.82 Waarschijnlijk in het kader van dezelfde bezuinigingen liet de admiraliteit een over zicht maken van de opgelegde schepen die in aanmerking kwamen om verkocht te worden. In de krappe Veerse haven lag al enkele jaren het schip Vlissingen onge bruikt. Al in mei 1657 was men tot de conclusie gekomen dat het schip 'eerlanghe onbequaam sal sijn om gebruickt te werden' en dat het beter te gelde kon worden gemaakt.83 Enkele leden van de admiraliteitsraad moesten de mogelijkheden tot verkoop onderzoeken. Een half jaar later brachten twee leden van het college, de heren Reygersberg en Backer ter vergadering een inventaris van de goederen die samen met het schip zouden kunnen worden verkocht.84 Beide heren kregen het verzoek na te gaan of er personen te vinden waren die schip en inventaris 'uit de hand' zouden willen kopen. Veel belangstelling lijkt er niet voor geweest te zijn. Nog eens twee maanden later besloot de raad het schip en zijn toebehoren op 4 maart 1658 op de kamer van de admiraliteit in de Middelburgse abdij publiekelijk te veilen nadat er 'biljetten zouden zijn uitgestelt'.85

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2015 | | pagina 24