Een eigen schip MARINEKAPITEIN 23 Nu Vinckaert door de Zeeuwse admiraliteit op een zijspoor leek gezet, moet hij besloten hebben voor eigen rekening te gaan varen. Toen het in Veere opgelegde schip Vlissingen door de admiraliteit openbaar geveild werd, bleek Vinckaert de ko per voor de som van 2.700 pond Vlaams 'mette rantsoenpenningen (veilingkosten) a 7 stuivers te ponde als bedongen in de voorwaarden'. Het schip werd hem ken nelijk nog niet direct toegewezen, mogelijk omdat de admiraliteitsraad niet direct akkoord kon gaan met de door Vinckaert voorgestelde wijze van betaling. Pas drie weken later, op 28 maart 1658, werd de koop afgerond.86 Vinckaert had bedongen dat hij het grootste deel van de koopsom zou mogen voldoen met het geld dat de admiraliteit hem nog schuldig was wegens achterstallige mondkosten over de peri ode april 1655 tot oktober 1657. Een bedrag dat intussen was opgelopen tot ruim 1.969 pond Vlaams. De Zeeuwse admiraliteit was al geruime tijd niet of nauwelijks in staat geweest om haar kapiteins behalve hun traktement ook de vergoeding van mondkosten te betalen. Ook de buitgelden, premies uit de opbrengst van door marineopvarenden veroverde vijandelijke koopvaarders, lieten op zich wachten. Daar kwam bij dat Claes de Walle, die borg stond voor Vinckaerts verplichtingen jegens zijn bakker, slager en bierleverancier, begin januari was overleden en diens weduwe af wilde rekenen.87 Op een uiterst onorthodoxe manier slaagde Vinckaert er nu in voorrang te krijgen op talloze andere schuldeisers.88 In de schaarse momenten dat hij thuis in Veere was, moet Jan Vinckaert vanuit zijn huis aan de haven van Veere de daar opgelegde Vlissingen hebben zien liggen. Het schip leek op enkele details na in goede staat. Hij moet alleen of samen met een geldschieter een list hebben verzonnen. Als hij nu zijn tegoeden bij de Zeeuwse admiraliteit zou kunnen gebruiken om de opgelegde Vlissingen te kopen? Het was een meesterzet, maar ook een vorm van chantage toen hij op de veiling van de opgelegde Vlissingen meebood en de tegoeden die hij op de Zeeuwse admiraliteit had wegens jarenlang voorgeschoten 'mondkosten' gebruikte als een vorm van beta ling. In zekere zin dwong hij hiermee de admiraliteit over de brug te komen met de achterstallige betalingen. Ook eiste hij dat er iets aan het lopende want moest worden verbeterd. Later klaagde hij nog over een ontbrekend kabeltouw dat er volgens de inventaris moest zijn en dat bleek te ontbreken.89 Pas half juni was de Vlissingen gereed. Hoewel Vinckaert niet meer in actieve dienst was, liepen er nog verschillende ad miraliteitszaken. Op 20 mei 1658 werd er een vervolg-procesdag gehouden tegen Vinckaert als kapitein van het schip dat de Portugese Jesu, Maria y Joseph, met schipper Andreas Rodrigues, had genomen. Een kwart van de lading, verscheidene goederen, meel, olie, kaas, harpuis, stukgoed en koraal was in Vlissingen opge bracht. Namens de eigenaren van een deel hiervan - Robbert Brigereaed, Willem Bird en Johan Loidondo, alle wonende te Lissabon - traden Jan Gil en Jacques Bouwe nu als reclamanten op.90 Op 13 juni vroeg Vinckaert om uitbetaling van de mondkosten die hem nog toekwamen voor in het vorige jaar door hem uit Spanje overgebrachte matrozen.91 Op 17 juli vroeg hij om toekenning van een halve kapi- teinsgage van 2*Z pond Vlaams voor de periode sinds zijn afdanking tot aan eind juni 1658. Een dag later kwam opnieuw een rekest van Vinckaert aan bod. Nu

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2015 | | pagina 25