MARINEKAPITEIN 27 naar Archangel in Rusland zou uitvaren. Daar aangekomen moest hij 'de bevrach ter ofte commies' tot eind augustus - oude stijl, dus uiterlijk 10 september nieuwe stijl - de tijd geven om de goederen die in Zeeland waren ingenomen te lossen en die goederen weer in te nemen die de bevrachter of zijn commies zou gelieven in te schepen 'totte volle bequame ladinge'. De schipper kreeg tevens opdracht er in Archangel rekening mee te houden dat hij niet meer zou laden dan nodig was om de 'Baere' (een zandplaat) te kunnen ronden. De rest moest hij er buiten laden of aan de andere zijde van het Samojeden-eiland innemen. De kosten van het laden buitengaats waren klaarblijkelijk nogal fors, want als hij na 180 last geladen te heb ben, opgaf hoeveel lading hij er nog bij kon hebben, zou hij voor elke last die hij te veel liet komen een boete van 60 gulden betalen. Voorwaar een prohibitief bedrag, in aanmerking genomen dat hij voor de gehele reis van Archangel naar Livorno een vrachtprijs van 67,5 gulden per last kreeg. Het bevrachtingcontract liet weinig aan het toeval over en geeft zelfs een specificatie van de produkten die in hun verpakking tot een last, dat wil zeggen de heffings grondslag van de vrachtprijs, gerekend werden. Het ging daarbij om kaviaar, talk, was, tarwe, rogge, eekhoornhuiden, leer en astrakanhuiden die naar Livorno over gebracht moesten worden. Alleen in noodgevallen mocht Vinckaert tijdens deze reis andere havens aandoen. Het schip begon zijn reis eind juli in Veere en we mogen aannemen dat Vinckaert in oktober of november geheel volgeladen uit Archangel naar Italië is vertrokken. Een aanwijzing hiervoor vinden we in de protocollen van de Amsterdamse notaris Joachim Thielmans.108 Deze legde op verzoek van Isaack Jan Nijs een aantal getui genverklaringen vast over de aankomst in Amsterdam eind november van tientallen pakken juchtleer met het schip 't Witte Lam. De heer Joan Hebdon, commissaris van de vorst van Moscovië in Amsterdam, was met dat schip uit Archangel meege- varen, alsmede vijf Amsterdamse kooplieden of hun vertegenwoordigers. De schip per van 't Witte Lam, Simon Janssen, had de pakken meegenomen, nadat deze eerst aan boord waren geweest van 't schip de Waterdrincker met de bedoeling om daarin vervoerd te worden naar Livorno, maar de niet met name genoemde Jan Vinckaert, schipper van de Waterdrinker of het Prinsewapen, had 'deselve huyden, beneffens noch meerdere quantiteyt, geweygert in sijn schip te nemen'. De redenen voor deze weigering werd door de notaris niet vermeld. Stonken ze te veel, mankeerde er iets aan de verpakking, deugden de cognossementen niet? Het lijkt allemaal niet waarschijnlijk. Meer voor de hand ligt dat Jan Vinckaert, eenmaal buitengaats, zijn ladingcapaciteit te hoog had ingeschat en de boete voor een te hoge opgave van de beschikbare ladingcapaciteit wilde vermijden. Alle getuigen verklaarden plechtig dat de pakken juchtleer die nu in Amsterdam waren gearriveerd, bestemd waren voor Livorno. Het vastleggen van deze getuigenverklaringen moeten we zien als de basis van een gerechtelijke procedure aan te spannen door Nijs als bevrachter versus Vinckaert als schipper. In totaal zal de reis naar Italië Vinckaert drie tot vier maanden gekost hebben. In februari/maart 1659 moet hij in Livorno zijn geweest, waar hij volgens het contract met Nijs enkele weken moest blijven liggen. In mei veroorzaakte zijn optreden in Malaga bijna een diplomatiek incident.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2015 | | pagina 29