28
MARINEKAPITEIN
Een onbesuisde actie
In juli 1659 ontvingen de Staten-Generaal een dwingende brief van de heer Vin
cent Richard, 'conseiller' van de koning van Spanje en van zijn ambassade in de
Nederlanden.109 Hij had van de Spaanse vorst een depêche ontvangen gedateerd
30 mei 1659 met het verzoek de Staten-Generaal om opheldering te vragen over
een incident dat zich in de havenstad Malaga had voorgedaan. Daar was eind mei
een schip onder Spaanse vlag binnengelopen, waarop de gouverneur van Malaga
opdracht had gegeven schip en lading aan het gebruikelijke onderzoek te onder
werpen. Hij was namelijk gewaarschuwd dat het onder een valse vlag voer. Het zou
een Engels schip betreffen met een Engelse bemanning met lading die bestond uit
goederen uit Barbarije, die de kapitein in Salé had ingenomen en naar Lissabon
wilde overbrengen. Door een storm was het schip gedwongen geweest in Malaga
te gaan schuilen.
In de haven lag echter ook een zekere Jean Binckaert [sic], 'Zelandois de nation
qu'on apelle par surnom den Waterduijcker [sic]', schipper van een handelsschip
genaamd Les armes du Prince, waarmee hij uit Moscovië was gekomen en daarna
Livorno had aangedaan. Deze 'Binckaert' had zich onverwijld van het binnenge
vallen schip meester gemaakt 'sous pretexte qu'il alloit a Lisbonne et que le charge
appartenant aux Portugais, avec qui cet estat estoit en guerre omerte, il le pouvoit
prendre en vertu de la commission qu'il avait de HOHO (Hunne Hoogmogenden,
de Staten-Generaal)'. Namens de gouverneur was hem duidelijk gemaakt dat een
dergelijke commissiebrief slechts geldig was voor het nemen van schepen in open
zee, en niet in havens onder het gezag van de Spaanse koning 'sous l'artillerie de
ses chateaux'. De gouverneur had genoemde Binckaert bovendien laten weten dat
hij zijn buit moest teruggeven en dat hij zijn aanspraken moest onderwerpen aan
de gebruikelijke rechtsgang. Vinckaert had echter teruggave geweigerd en het schip
mee naar buiten genomen, in de wetenschap dat enkele commissievaarders uit Mal-
lorca de haven van Malaga naderden. Een gang van zaken die Richard geheel in
strijd achtte met de heersende goede betrekkingen tussen de Spaanse kroon en de
Staten-Generaal.
De Staten-Generaal stuurden op 14 juli een kopie van Richards memoriaal naar
de Gecommitteerde Raden ter Admiraliteit van Zeeland met het verzoek om com-
mentaar.110 Dezen konden weinig anders doen dan een week later antwoorden dat
Jan Vinckaert 'eenen ruymen tijt geleden van der Vere is gevaren, voorsien, soo men
is bericht, met Hunne Ho. Mo. commissie vanwege de West-Indische Compagnie
op de Portugijsen.' Over het weghalen van het bedoelde schip uit de haven van
Malaga was in Middelburg niets bekend. Maar, zo stelden zij, de genoemde Vinc-
kaert werd binnenkort terugverwacht. Zodra de Zeeuwse admiraliteitsraad zou
vernemen dat hij weer in Zeeland was, zou de raad een onderzoek instellen en aan
Hunne Hoogmogenden verslag uitbrengen. Zover zou het echter nooit komen. Jan
Vinckaert ging met zijn schip in de nacht van 18 op 19 oktober voor de Walcherse
kust ten onder.