30
MARINEKAPITEIN
Weer vier dagen later kon hij echter melden dat Marcelis van der Goes nog volop
bezig was. Niet verwonderlijk, zo schreef hij, nadat hij diens cognossementen had
mogen zien en begreep dat Van der Goes en zijn 'vrienden' voor drie ton goud aan
boord hadden, beduidend meer dan de 3000 gulden van de De Bruijne en de 700
gulden van Macaré zelf.114 Van der Goes had hem verteld dat het voorstuk waar 'het
schip van hoorloge [oorlog] aen doende is geweest', door Veerse vissers 'omptrent
de stadt [was] gebracht, op een plek die met laag water droogliep, 'maer daerbij is
niet het principaelste'. Het achterschip moest nog steeds liggen op de plek waar het
gebroken was, en die lokatie was onbekend.
Ook Macaré had duidelijk weer enige moed gevat en vertelde met Van der Goes
en anderen in Vlissingen geweest te zijn, waar hij aan de leden van het gezelschap
had voorgesteld de steigerlieden aldaar uit te nodigen naar het schip te zoeken en
hen te beloven dat degene die het wrak zou vinden de eerste baar zilver zou krijgen
die men eruit zou kunnen halen. Of zijn voorstel daadwerkelijk werd geaccepteerd,
vertelde hij niet. Hij beloofde De Bruijne tijdig te zullen informeren over de afloop,
maar waarschuwde hem niet al te hoge verwachtingen te koesteren en geen geloof
te hechten aan allerlei 'voorpraetjens'. Van der Goes lijkt die week mondelinge
afspraken met leden van Gecommitteerde Raden te hebben gemaakt; in ieder geval
blijkt uit alles dat hij vanaf dat moment de aangewezen contactpersoon tussen het
gewestelijk bestuur en de betrokken kooplieden was.
Von Trewleben
In het vroege voorjaar van 1660 werd het achterschip met daarin het belangrijkste
deel van de lading alsnog gevonden, maar het werd al snel duidelijk dat deze alleen
met bijzondere hulpmiddelen te bergen zou zijn. Van der Goes nam dan ook in
een vroeg stadium, zonder zich erg druk te maken over kwesties als bergloon en het
recht van de Zeeuwse soevereiniteit, het initiatief om een specialist naar Zeeland te
halen, Hans Albrecht von Trewleben. Deze oud-officier uit het Zweedse leger was
al sinds 1656 bezig met duikoperaties, waarbij hij experimenteerde met de duikers-
klok, een al oudere uitvinding waarmee duikers zich met de in een klok aanwezige
lucht een tijdlang op wat grotere diepte konden ophouden om zo de zeebodem te
verkennen. Veel interessanter zal Van der Goes Von Trewlebens eigen vinding heb
ben gevonden, namelijk een grote grijper, een soort nijptang, die opgehangen werd
tussen twee schepen. De grijper kon men naar de zeebodem laten zakken en hoe
krachtiger men dit toestel vervolgens naar boven trok, hoe steviger men kanons,
kisten en andere materialen in de greep hielp. De werking van het apparaat lijkt
Von Trewleben gedemonstreerd te hebben bij de berging van stukken geschut uit
een Deens oorlogsschip dat zestien jaar eerder bij Göteborg was gezonken. De ko
ning van Zweden was zeer onder de indruk geweest en had Von Trewleben patent
op zijn vinding verleend.115 Enige tijd later had Von Trewleben nog eens 26 kanons
naar boven weten te halen uit het wrak van de Brederode, het schip van Witte de
With dat in 1658 in de Sont was vergaan. Von Trewlebens methode leek bij uitstek
geschikt om de lading van het Wapen van de Prins te salveren.
In het voorjaar ging de Zweedse officier, die inmiddels met zijn grijper op Walche
ren was gearriveerd, aan het werk. Van der Goes huurde een flink aantal hulpkrach
ten in die onder zijn supervisie in betrekkelijk korte tijd vele kostbaarheden naar
boven wisten te halen. In de Oprechte Haerlemse Courant van 7 juni 1660 plaatste