32
MARINEKAPITEIN
kelijke bijzonderheden toe: '[Marcelis] is een dominator in Asia en Africa, doch
naer ouder gewoonte vrij wat volando'. Adriaens jarenlange correspondentie met
zijn broer, die in ballingschap leefde, was doorspekt met roddels en werd gevoerd
in een vertrouwelijke geheimtaal, vol overdrijving. Mogelijk moeten we Adriaens
cryptische opmerking 'doch naer ouder gewoonte vrij wat volando' net als de me
dedeling dat hij de voorgevel van zijn huis had laten vergulden als een ironische
opmerking interpreteren. Naar 'ouder gewoonte vrij wat volando' zou dan kunnen
betekenen dat Marcelis wat fladderig of wispelturig, was. Dat Marcelis 'dominator
in Asia en Africa' was, zou kunnen duiden op de mogelijkheid dat hij grote belan
gen in de VOC en de WIC had verworven.121
Intussen werd er flink doorgewekt aan het wrak, zo zelfs dat de zondagsrust in
gevaar kwam. De katholieke Marcelis van der Goes zal hier misschien minder be
zwaar tegen gehad hebben, maar op 7 september 1660 stipuleerden de calvinisti
sche Gecommitteerde Raden dat er op zondag niet aan het wrak gewerkt mocht
worden. Bericht hiervan werd gestuurd aan de equipagemeester in Vlissingen en
aan kapitein Simon Blok, die met zijn schip het wrak bewaakte. Hoe lang Von
Trewleben in persoon aanwezig bleef weten we niet, maar uiterlijk in 1663 was hij
weer terug in Scandinavië, waar hij tussen 1663 en 1665 vijftig kanons uit de Vasa
viste.122
Nabestaanden
Ook aan de nabestaanden van de omgekomen opvarenden werd aandacht be-
steed.123 Op welke gronden de weduwen van de opvarenden nog rechten hadden,
is niet geheel duidelijk. Gecommitteerde Raden maakten zich echter herhaaldelijk
druk over hun aanspraken. Zij waren ongetwijfeld degenen die het meest urgent
geholpen dienden te worden. Vinckaert zal zijn bemanning vooral in Veere en om
geving hebben gerekruteerd toen hij het bevrachtingcontract met de Amsterdamse
koopman Isaack Jan Nijs sloot voor de reis naar Archangel en Livorno. Het was
waarschijnlijk niet de gehele bemanning die hij als marinekapitein aan zich had
verbonden, maar we kunnen ervan uitgaan dat hij een aantal oude vertrouwelingen
had meegenomen. Hun weduwes moeten enigszins de weg hebben geweten binnen
het bestuurlijk circuit. Besloten werd de opbrengst van opgeviste ankers, touwen
en andere spullen aan deze nabestaanden te gunnen. Enkele weduwen van beman
ningsleden hadden daar om gevraagd, nadat ze gehoord hadden dat een metalen
anker en een kanon waren opgevist en in Vlissingen binnengebracht. Gecommit
teerde Ingels kreeg opdracht dit verzoek zo redelijk mogelijk af te handelen.124 Op
15 oktober gaf hij equipagemeester Frans Janssen opdracht een opgevist kanon te
verkopen en hem de opbrengst te geven om onder de weduwen te verdelen. Op 9
november werd Ingels samen met De Mauregnault nogmaals gevraagd een gebor
gen kanon en twee ankers te doen verkopen met hetzelfde doel. Op 10 februari
1661 werd de opbrengt onder de weduwen en wezen van de matrozen verdeeld.125
De weduwe van de kapitein werd op 17 november 1661 wat extra's toegezegd.
Afhandeling door Gecommitteerde Raden
De wet was duidelijk, de Keure van den Lande van Zeelandt die hertog Filips van
Bourgondië in 1495 had uitgevaardigd en die in 1496 in Antwerpen was gedrukt,
was nog altijd van kracht. 'Zeedriften' waren in het 13de artikel van deze keur ge-