45 In 1720 werd in Middelburg een scheepvaart- en handelsmaatschappij opgericht onder de naam Commercie Compagnie van Middelburg. De oprichters, een aan tal welgestelde kooplieden en stadsbestuurders, hoopten met deze onderneming de handel weer tot bloei te brengen. Die was tijdens de Spaanse Successieoorlog (1702-1713) verwaarloosd en naar Holland verplaatst. Er was in de oorlogsjaren wel geld verdiend met de kaapvaart. Dat geld kon nu mooi gebruikt worden voor het economische herstel van Zeeland en in het bijzonder van de stad Middelburg.1 De Compagnie heeft bijna 170 jaar bestaan en is vooral bekend geworden door de handel in slaven in de tweede helft van de achttiende eeuw. Deze handel kwam echter pas goed op gang rond het midden van de eeuw. Tot die tijd waren de uit redingen voornamelijk gericht op het Caraïbisch gebied met daarnaast wat scheep vaart en handel op de kusten van Europa, van de Middellandse Zee tot de Oostzee. Tussen 1721 en 1749 hebben de directeuren van de Compagnie in totaal 59 keer een schip uitgereed naar de Spaanse koloniën in het Caraïbisch gebied.2 De Spaanse overheid verbood handel met niet-Spanjaarden. Zij zag deze activiteiten van de Commercie Compagnie dus als smokkelhandel maar daar trokken de directeuren zich niets van aan. Hoe verliep nu zo'n uitreding? Het archief van de Compagnie, meestal Middelburgse Commercie Compagnie (MCC) genoemd, is goed bewaard gebleven en verschaft de mogelijkheden om een of meerdere uitredingen te reconstrueren.3 Niet voor niets werd het archief van de MCC, zo'n 200 meter lang, in 2011 daarom op de werelderfgoedlijst van Unesco geplaatst. Om te beginnen werd op het kantoor een scheepsboek bijgehouden van elk schip. Daarin werden de naam, het type en de afmetingen genoteerd, de tonnage en de bewapening evenals een vermelding waar het was gebouwd - soms op de eigen werf - of van wie het was gekocht en voor welke prijs. Vervolgens werden per reis het reisdoel, de vertrekdatum, de naam van de kapitein en de omvang van de bemanning vermeld. Dan kwamen lijsten van de kosten van de 'equipage' (het uitrusten van het schip) en van het 'cargasoen' (de uitgaande lading), samengevat op een paar bladzijden, vervolgens een opgave van het 'retour' (de thuiskomende lading) en de eindafrekening. Ook de datum van thuiskomst werd genoteerd zodat de reisduur te berekenen was. Tenslotte werd het eindresultaat van de hele uitreding overgebracht naar het grootboek. Het scheepsboek gaf dus een overzicht van de hele reis met de nadruk op de finan ciële aspecten. Details van de gang van zaken tijdens de reis zijn te vinden in het scheepsjournaal en in de administratie van het verloop van de handel. Dan waren er nog monster- en soldijrollen waarin gegevens over de bemanning te vinden zijn zoals hun naam en afkomst, het loon en eventuele emolumenten. Verder zijn er van vele reizen dikke bundels papieren van allerlei aard bewaard gebleven, zoals verzekeringspolissen, inventarissen, instructies, facturen en correspondentie. Van geen enkele reis zijn alle papieren in het archief bewaard gebleven. Ook had elk van de 52 voltooide reizen naar het Caraïbische gebied zijn eigen karakter en konden de eindresultaten uiteenlopen van grote winsten tot ernstige verliezen.4 De twee uitredingen waarvan hierna een beschrijving volgt, geven beide een beeld van een redelijk winstgevende reis.5 De twee schepen, de Jonge Jacob en de Eendracht, ver trokken op 4 november 1738, bleven - behoudens enkele korte perioden - de hele reis bij elkaar en waren 18 juni 1740 weer thuis na een reis van 592 dagen. Ze zijn

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2015 | | pagina 47